in Maps in het TESG, verzameld en bewerkt door r. tamsma. Het genoemde type, met mijn zeltde bezwaren daartegen, komt daar voor in de nummers van novem- ber 1962 en mei 1963. In het eerste geval gaat het om aardolie producten in Neder- Iand met bij iedere aangegeven vindplaats 10 gegevens in een kadertje. Visueel is het gegeven beeld waardeloos. Het merendeel van deze gegevens zou in tabelvorm beter tot zijn recht zijn gekomen. Het gegeven van de productie per vindplaats bijv. door cirkel-oppervlakten aangeduid, zou dan wel tot zijn recht zijn gekomen.' De serie van 1963 gaat over eigendom en pacht in de landbouw met staafdiagram- men gemeten in 5 verschilfende jaren; ook hier is de zaak te gecompliceerd weer- gegeven om visueel effect te sorteren. De conclusie uit deze voorbeelden te trekken is m.i. dat kritisch moet worden nagegaan in welke gevallen de tabelvorm dan wel het cartogram de voorkeur ver dient, is dit laatste het geval dan moet het 'individuele' gegeven tot een eenvoudig weer te geven symbool zijn te herleiden. Arceringscartogrammen Aan deze laatste eis voldoen de veel gebruikte eartogrammen, waarbij een gedif- ferentieerde arcering per deelgebied is gehanteerd, veelal betrokken op berekende verhoudingscijfers. De verhouding zwart-wit in het geareeerde veld, bepaalt hoofd- zakelijk het visuele effect; hieraan moeten de opeenvolgende arceringen daarom in de eerste plaats voldoen. Het blijkt, dat allerlei 'vondsten' van verticaal, diagonaal of horizontaal arceren het 'beeld' nauwelijks be'invloeden als de zwart-wit ver houding niet varieert. Wie het niet gelooft moet maar eens zo'n arceringscarto- gram met kleuren gaan invullen, hij zal constateren dat hij juist in die categorieen fouten gaat maken of onderdelen gaat overslaan. Dit type cartogram wordt terecht veel gebruikt. Bij M en W is 50% van de weer- gegeven kaartjes op deze wijze opgezet, in de serie The Netherlands in Maps gaat het ook b.j ongeveer de helft om dit type. Aan het gebruik is een duidelijke beper- king verbonden, nl. dat het moet gaan om een gradatie van waarden die zieh in een richting ontwikkelen, gesymboliseerd door gradaties tussen wit en zwart. Voor het in kaart brengen van positieve en negatieve waarden deugt de gegeven techniek niet (voorbeelden The Netherlands in Maps, juli 1961, Oktober 1963 en oktober/november 1964 resp. handelend over bevolkingsgroei, migratie en foren- sisme). Deze laatste eartogrammen geven alleen een beeld als men ze zelf achteraf bijv. met rood en blauw inkleurt. Zij 'geven' dus geen beeld, men moet het er aan ontworstelen Is geen andere methode uitvoerbaar, dan zal men voor wit niet de waarden om 0 moeten kiezen, maar de laagste (meest negatieve) en zo dus toch alle gradaties naar een zijde Iaten verlopen. Er is een tweede beperking, nl. dat het aantal differentaties vrij beperkt is. Vrijwel steeds gaat het dan ook om verhoudingscijfers betrokken op het indivi- duele-deelgebied, bijv. percentages die in 4 tot 10 gradaties worden aangeduid. Waar het gaat om migranten en forenzen wil men veelal ook de gebieden van her- komst en bestemming met elkaar in verband zien; dan is een stippenkaart te pre- fereren met een stip per aantal eenheden. In die gevallen kan men door een grijze ondergrond te kiezen zwart en wit als representanten van positieve en negatieve waarden hanteren, wat tot een zeer duidelijke beeldvorming leidt (zie ook illu- stratie 6). 450 Het gebruik van eartogrammen bij het regionale onderzoek K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 80