Besprekingen haasbroek, n. d., Gemma Frisius, Tycho Brahe and Snellius and their triangulations. Publication of the Netherlands Geodetic Commission. Rijkscommissie voor Geodesie, Delft 1968. 119 pp. Het is voor de kartografen belangrijk te weten hoe de geschiedenis van de driehoeksmeting zieh voltrokken heeft, omdat de beoordeling van de meetkundige kwaliteiten van oude kaarten groten- deels berust op de kennis van de contemporaine landmeetkundige techniek. haasbroek, auteur van verschillende publikaties betreffende snellius, heeft met dit boek waarin naast de triangulatie van snellius ook die van tycho brahe en de theorie van gemma frisius geanalyseerd worden, een belangrijke bijdrage geleverd aan de Studie van de geschiedenis der landmeetkundige techniek uit de 16e en het begin van de 17e eeuw. Dankzij haasbroek's onder- zoekingen en berekeningen is het voor de historisch kartograaf mogelijk geworden om aan be- schouwingen over de meetkundige nauwkeurigheid van 16e en 17e eeuwse triangulaties kwantifi- ceringen te verbinden. De standaard-afwijkingen voor de resp. inwendige nauwkeurigheid met de Jacobstaf, de zijdelengten in driehoeksnetten etc. worden op exaete wijze berekend. Op grond van de gevonden waarden voor deze standaardafwijkingen kan de historisch kartograaf conclu- deren dat kaarten op de schaal 150000 en kleiner, uit de periode nä 1533, geen meetbare discre- panties behoeven te hebben, mits de vorm van de triangulatie-flguur aan redelijke eisen voldoet. Van bijzondere betekenis voor de historische kartografie is haasbroek's analyse van de grootte der systematische en toevallige fouten die optreden bij hoekmetingen met de Jacobstaf. De analyse van vroegere triangulaties is dermate grondig geschied dat haasbroek in Staat was om een ver- gissing van tycho brahe (ca 1580) in een aflezing op zijn hoekmeetinstrument van 1° te corri- geren en een systematische fout van 11° in de astronomische azimuths, gemeten in Uraniborg te verklaren. Voorts bewijst haasbroek dat petrus van musschenbroek, die in 1729 de triangulatie van snellius opnieuw berekende, gebruik makend van niet eerder door snellius gepubliceerde her-metingen, deze waarnemingen gedeeltelijk vervalst heeft. Naast deze hoogtepunten van haas broek's speurzin levert zijn boek ons een gedegen en vaak geanimeerde beschrijving van het leven en werken van gemma frisius, tycho brahe en (zeer uitvoerig) van willebrord snel van royen (snellius). Het is duidelijk dat er verband bestaat tussen de oudst bekende publikatie van het beginsel der triangulatie door gemma frisius in 1533, de toepassing daarvan door tycho brahe in de jaren 1580-1590 en snellius' eerste toepassing van een triangulatie voor een graadmeting in de jaren 1615 en 1616. Maar het lijkt mij niet gewenst om te suggereren dat tycho's triangulaties uitge- voerd konden worden doordat hij het werk van gemma frisius Libellus kende (blz. 15). Im mers, er moeten tussen 1533 en 1580 in Europa verscheidene metingen verricht zijn die dementen van triangulatie in zieh hielden om te dienen als grondslag voor regionale kaarten, die later ge- drukt zijn. De voor die tijd bereikte goede onderlinge ligging van de Steden en dorpen in kaarten die een gebied van soms meer dan 300 x 200 km bestreken, wijst op een hechte constructie van de meetkundige grondslag. Heiaas zijn ons nog geen beschrijvingen van triangulaties uit de tijd vöor r tycho brahe bekend. Studie van de inhoud van oude leerboeken der landmeetkunde uit de jaren v66r 1580 is nog niet ondernomen. Er blijft in dit opzicht nog veel onderzoek te verrichten waarbij het werk van haasbroek een goed uitgangspunt kan zijn. C. K. meynen, E., Die wissenschaftliche Kartensammlung. Grundsätzliches und Hinweise. In: Karten sammlung und Kartendokumentation, no. 1Veröffentlichung des Instituts für Landeskunde, Bad Godesberg 1966. 38 pp. De aandacht van de lezer wordt niet alleen gevraagd voor de inhoud van deze publikatie maar ook voor het verschijnen van een nieuwe reeks mededelingen uit het Bundesanstalt für Landeskunde und Raumforschung, Bad Godesberg. Deze nieuwe reeks die verschijnt onder de titel Karten sammlung und Kartendokumentation wordt met de bovengenoemde publikatie van meynen in geleid. De twee andere tot op heden in de reeks versehenen publikaties worden hieronder be- sproken. meynen's artikel is niet nieuw: het verscheen reeds in het Internationales Jahrbuch für Kartographie, III, 1963. Het is bovendien niet bijster origineel want anderen schreven over de be- handeling van kaarten in bibliotheken, hun catalogisering, opberging etc, terwijl meynen meent K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift III (1969) Nr. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1969 | | pagina 12