tertiaire sector". Deze informatie kan gemakkelijk volgens meer dan honderd
verschilfende formules voorgesteld worden, zowel op kartografisch als op dia
grammatisch vlak. Deze onbeperkte mogelijkheden bewijzen dat voor een bepaalde
informatie het aantal visuele constructies oneindig is.
Omgekeerd kan men zieh gemakkelijk voorstellen dat een bepaalde constructie
bijvoorbeeld een histogram, geschikt kan zijn voor de uitbeelding van een onbe-
perkt aantal verschijnselen. Zo komen onmiddellijk drie conclusies naar voren:
1. Ieder voorstellingsprobleem leidt tot de volgende absolute scheiding:
a. de informatie, waaronder we verstaan datgene wat meegedeeld moet worden
b. de voorstellingsmiddelen, de eigenlijke inhoud, m.a.w. het gebruikte systeem.
2. In de leer van de grafische voorstelling moet eerst de volgende fundamentele
vraag beantwoord worden: „Welke constructie dient gebruikt te worden voor
deze bepaalde informatie?".
3. Het antwoord kan slechts gegeven worden na een behoorlijke ontleding, ener-
zijds van de informatie, anderzijds van de grafische middelen en van de wetten
die het lezen en het integreren van de getekende informatie beheersen. Het
voornaamste probleem is de definitie van de termen die nodig en voldoende zijn
voor deze analyse.
De informatie
Elk denkbeeld (letterlijk!) kan uitgedrukt worden in codetaal, m.a.w. in een
tekensysteem. De mimiek bijv. is een natuurlijk codesysteem, de spreektaal is een
code van geluidstekens. Men moet deze code leren om met zijn naaste van gedachte
te kunnen wisselen. Het schritt is een andere code, en de grafische voorstelling nog
eens een andere. Het memoriseren onder vorm van grammofoonplaten, magneet-
banden of in rekenmachines eist een nieuw aangepast codesysteem.
Wij kunnen dit als volgt definierenDe grafische voorstelling is de omzetting, in
het grafisch tekensysteem, van een bepaald denkbeeld een gegeven informatie).
De grafische voorstelling is een deel van de semiologie, d.i. de wetenschap die han
delt over alle tekensystemen.
ledere omschrijving van het denkbeeld leidt tot de scheiding van de inhoud (dat
zijn de gedachtenelementen die constant blijven wat ook het tekensysteem zij
waardoor ze uitgedrukt worden), en de uitdrukking ervan (d.i. het arsenaal van de
beschikbare middelen van een gegeven systeem en de wetten die er het gebruik van
definieren; middelen en wetten zijn constant en onafhankelijk van de gedachte die
moet worden omgezet).
Gegeven het feit dat ieder tekensysteem zijn eigen middelen, zijn eigen stijl en
zijn estetisch karakter heeft, moeten we ons afvragen welke constante dementen
men nu kan isoleren uit een denkbeeld, los van al haar mogelijke omzettingen of
vertalingen. Een denkbeeld is een relatie tussen verschilfende begrippen die men
heeft erkend en geisoleerd uit de grote hoeveelheid van uitbeeldbare begrippen.
Voorbeeld
„Op 8 juli 1964 wordt het aandeel X op de beurs van Parijs voor 128 F gequoteerd;
op de 9e juli voor 135 F".
Hoe ook de zinswending zij, de inhoud zal steeds bepaald worden uit de juiste
overeenkomst tussen verschilfende begrippen
186
De grafische taal en de kartografie
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift III 1969) Nr. 2