het karakter en de essentiele inhoud van het weergegevene. Begripsmatige genera- lisering houdt in, dat men bij de overbrenging van een kaartinhoud op een kleinere schaal deze meer of minder sterk gedifferentieerde inhoud terugbrengt tot een ge ringer aantal categorieen, die a.h.w. een recapitulatie vormen van de sterker gedif ferentieerde inhoud van de groot-schalige kaart. Generaliseren is dus iets geheel anders dan het eenvoudig weglaten van groepen van gegevens, al zal dit soms tevens moeten gebeuren. Toegepast op industriekaarten zou men het volgende voorbeeld van begripsmatig generaliseren kunnen geven Op een grootschalige industriekaart zal men bij het weergeven van, bijv. de textielindustrie, onderscheid rnaken tussen katoen-, wol-, linnen- en kunstvezelin- dustrie en binnen elk dezer takken nog weer tussen spinnerijen, weverijen, eventueel ook kleding- en confectie-industrie, lingerie- en kousenfabricage. Maakt men nu dezelfde kaart, doch op kleinere schaal, dan zal het slechts mogelijk blijken onder scheid te maken tussen de hoofdtakken katoen, wol, linnen en kunstvezels, terwijl de fijne differentiatie in de verschillende bewerkingsfazen (spinnen, weven, verdere verwerking) moet vervallen. Moet ook de aldus ontstane kaart weer worden gere- duceerd tot een nog kleinere schaal, dan blijft slechts een algemene aanduiding voor textielindustrie over. Het laatste Stadium van generalisering is bereikt wanneer op een zeer globale kleinschalige kaart zelfs geen afzonderlijke Signaturen voor de hoofdtakken van industrie kunnen worden geplaatst doch moet worden volstaan met een algemene aanduiding voor de totale industrie in een gebied. Dit generaliseren, dat, zoals gezegd, in alle gebieden der kartografie een hoogst be- langrijke rol speelt, ja dikwijls als het methodische probleem der kartografie wordt beschouwd, is in de industriele kartografie van wel zeer beslissende betekenis. De industriekartografie heeft immers niet alleen tot taak aan te geven wäär industrieen gevestigd zijn (de localisatie), zij moet tevens uitspraken doen over de aard van die industrieen, hun omvang, hun produktie, hun betekenis in het ruimere verband der regionale, nationale en zelfs de wereldeconomie, hun onderlinge vervlechting, hun verkeersligging, hun dynamiek en expansie, eventueel hun verschrompeling en ver- dwijning. Dit alles omvat een netwerk van buitengewoon complexe relaties, die zo mogelijk door de kartografie zichtbaar en zelfs doorzichtig moeten worden gemaakt. Dit maakt, dat een industriekaart in vele gevallen meer moet bieden dan een blote opsomming van alles wat er aan industrie in een gegeven gebied aanwezig is. Gaat nu een kaartredacteur een grootschalige kaart generaliseren, dan dient hij enerzijds streng methodisch te werk te gaan en een groot aantal kleine eenheden van lagere orde samen te vatten tot een kleiner aantal van hogere orde. Anderzijds mag hij daarbij het chorologisch gezichtspunt geenszins uit het oog verliezen. Dit kan onder omstandigheden betekenen dat hij in bepaalde delen van de kaart sterker zal moeten generaliseren dan in andere, met name wanneer het gaat om de weerga- ve van industrieen naar hun omvang. Een betrekkelijk kleine industrie kan in een overwegend agrarische Streek regionaal van zo groot belang zijn, dat ze in elk geval op de kaart vermeld moet blijven, terwijl in een groot industriegebied dezelfde industrie met een aantal identieke bedrijven tot een verzamelsymbool zou zijn samengevat of misschien zelfs onder de 'drempel' voor de weergave zou komen te liggen. 292 Industriekartografie K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift III 1969) Nr. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1969 | | pagina 4