plaats aan zijn werkzaamheid als docent in het topografisch tekenen, landmeten
en waterpassen aan de opleidingsschool van de BPM, waaraan hij nog jaren na zijn
pensionering bleef verbonden. Veeleer zij herinnerd aan de talrijke stimulerende,
ja zelfs inspirerende gesprekken met jongere vakgenoten op zijn appartementen in
Den Haag in de jaren '50 en '60, die op menigeen een belangrijke invloed hebben
uitgeoefend. Zij die hem in zijn Haagse jaren bezochten, konden verzekerd zijn
van een prive-college op niveau waarin de meest uiteenlopende onderwerpen
werden belicht. Het was altijd alsof hij juist een lezing had voorbereid en haakte
naar een gehoor. Gewoonlijk werd het betoog ondersteund door een keur van
demonstratiemateriaal uit zijn voor Nederland unieke verzameling cartografica,
literatuur, atlassen en kaartbladen. Op zulke momenten was schokkenkamp die
zieh door toenemende doofheid in de laatste decennia steeds minder tot grote
auditoria aangetrokken gevoelde, op zijn best.
Het aantrekkelijke in de figuur van schokkenkamp was wel dat hij zieh, hoe-
wel bij uitstek tot oordelen bevoegd, nimmer op de voorgrond plaatste en steeds
aan anderen de eer liet. Opererend vanuit deze instelling heeft hij buiten BPM-
verband zijn medewerking verleend aan verschillende projecten van allure. Een
daarvan is bijv. de thans o.l.v. Professor pannekoek en Drs. pronk verschijnende
Atlas van Nederland. Als blijk van waardering voor zijn belangrijke assistentie in
een vroeg Stadium van voorbereiding van de Atlas werd hem in 1963 de bronzen
Vethmedaille van het KNAG uitgereikt. Vervolgens nam schokkenkamp in de
jaren 1956-'58 ondanks zijn gevorderde leeftijd als 'eminence grise' deel aan de be-
sprekingen die tot oprichting van de Kartografische Sectie KNAG leidden, waar-
mede voor hem, sedert 1911 eenzaam pleitbezorger voor de goede zaak der karto-
grafie, een lang gekoesterde wens in vervulling ging. In 1961 trok hij zieh (77 jaar!)
terug als bestuurslid van de Kartografische Sectie bij welke gelegenheid hij als
blijk van erkenning van zijn betekenis voor de Nederlandse kartografie tot erelid
werd benoemd. Doch ook als erelid bleef hij de Sectie op prettige wijze aansporend
en vermanend begeleiden. Eens per jaar nodigde hij het bestuur uit voor een in-
formele vergadering te zijnen huize, waarbij hij zieh een royaal gastheer toonde.
Tot diep in de jaren '60 bleef hij de bijeenkomsten van de Sectie bezoeken. In mijn
herinnering zie ik hem weer duidelijk voor mij, een kleine man op de voorste rij,
geconcentreerd luisterend om toch zo weinig mogelijk te missen, een man altijd
in de weer met en vöör de kartografie, steeds met nieuwe ideeen die altijd het
aanhoren waard waren. Een man die door zijn kennis en objectiviteit ons respect
verdiende. Een man ook die door zijn bescheidenheid en door de bewonderens-
waardige toewijding waarmede hij zijn levenstaak volbracht, onze genegenheid
verwierf. Wij zullen hem in volle erkentelijkheid gedenken.
84
Pesonalia
F. J. ORMELING
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 1