ment was hij van plan zijn gegevens te publiceren in aardrijkskundige woorden- boeken. Door de Omwenteling vielen veel van zijn Nederlandse afnemers af en was hij gedwongen zieh tot Belgie te beperken. Van 1831 tot 1838 versehenen de woordenboeken van 8 provincies, met per boek een algemene Studie en een be- schrijving per gemeente. Het woordenboek van Brabant is nooit versehenen. Ook zijn pogingen om in 1840 zijn documentatie te publiceren in het Epistemonomie mislukten, doordat er te weinig op werd ingetekend. De directeur van het Etablissement Geographique onderhield contacten met buitenlandse wetenschappelijke genootschappen en probeerde op allerlei manieren aan gegevens te komen. Zijn materiaal voor de woordenboeken van de Belgische provincies ontleende hij voornamelijk aan de vragenlijsten die aan regeringsinstel- lingen werden gestuurd. Op de tentoonstelling lagen twee documenten waarin verzocht werd om gegevens voor het Etablissement Geographique te verzamelen. In de aanwijzing voor de reizigers naar Californie werd gevraagd „goudhoudend zand en andere ertsen, rivier-, zee- en fossiele schelpen, zaad (vooral van palmbomen), bloembollen, insekten en speeimens van dagbladen" op te sturen. In een rondschrijven van het Ministerie van Buitenlandse Zaken vraagt men naar „het aantal, aard en ligging der industriele ondernemingen, mijnen, steengroeven en fabrieken, de vervoer- middelen te water en te land, aard van de voortbeweging, lengte der trajecten, Statuten, reglementen, ledenlijsten der geleerde genootschappen en dagbladen". Na 1830 had het Etablissement Geographique de funetie van een nationaal kartografisch bureau van Belgie. Achteraf bezien heeft dit het voordeel gehad dat de kaarten een wijde verspreiding vonden. Bij de militaire diensten plegen eco- nomische motieven, verbonden met de interessen van afnemers, nauwelijks en geheimhouding een grote rol te speien. Dit geldt niet alleen voor Belgie en voor 1830. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het Etablissement buiten atlassen en kaarten ook nog globes vervaardigdeglobes met topografische gegevens, blinde globes en hemelglobes van 1 m, 1,50 m en 2,50 m diameter. In 1832 werd de Ferrariskaart opnieuw uitgegeven. In 1834 en 1836 versehenen resp. de Carte administrative et industrielle de la Belgique en de Nouvelle Carte generale de la Belgique, in vier bladen, schaal 1 200 000. Nadat vandermaelen toestemming had gekregen de kadastrale plans te copieren, versehenen in 1834 de Atlas cadastrale du Royaume de Belgique (schaal 1 5 000) en rond 1844 de Atlas parcellaire de la Belgique (schaal 1 25 000). Verder versehenen er stadsplatte- gronden en grootschalige kaarten, waaronder de topografische kaarten 120 000 en 1 80 000. Deze prachtig uitgevoerde kaarten gaven aan vandermaelen als kaartenmaker een zeer grote reputatie. Ze bezorgden hem vele opdrachten zowel van rijkswege als van particulieren. Uit deze periode van het Etablissement Geographique stammen o.a. de wegenkaarten der negen provincien (1837-1840), de tien kaarten van de Nederlands-Belgische grens, en de verschillende kaarten van steenkoolconcessies. De jonge spoorwegen verheugden zieh in een aparte belangstelling; hiervan getuigen de Cartes des chemins de fer de la Belgique (1837), met dienstregelingen en tarieven voor de eerste twee Belgische spoorlijnen, en de Atlas pittoresque des chemins de fer de la Belgique door A. wauters (1840). Dit was een reisgids met o.a. afbeeldingen van de bezienswaardigheden onderweg. De Italiaanse ingenieur G. potenti dacht zijn plannen om steeds recente inlich- tingen te geven over het Europese spoorwegennet door middel van het Etablisse- De Belgische kartograaf Philippe Vandermaelen 187 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1970 | | pagina 13