wat erop wijst dat kaarten en kartografie behoren tot de wetenschap en niet tot de kunst (saliscev, 1939, p. 223). Volkomen overtuigend sprak een van de toon- aangevende westeuropese kartografen, e. imhof zieh in 1966 hierover uit: ,,Op de vraag of een kaart behoort tot kunstuitingen, moet men een ontkennend antwoord geven" (imhof, 1967). Vanzelfsprekend moet een kartograaf ook de verworven- heden van de grafici als kunstuitingen kunnen toepassen voor het zo goed mogelijk oplossen van wetenschappelijk-technische opgaven. Denken we bv. aan het feit dat vragen der esthetica op het ogenblik zeer actueel zijn op vele gebieden van de techniek. Wie echter beschouwt het ontwerpen van auto's als een zaak niet slechts van techniek, maar ook van kunst (in de letterlijke zin van het woord)? In de evolutie en het wezen van de hierboven aangehaalde definities van de kartografie zijn twee algemene opvattingen verwerkt. In de eerste plaats werden ze uitgewerkt vanuit de gezichtshoek van de kartografische produktie, die een wetenschappelijke theorie vereiste om het maken van nieuwe kaarten te motiveren. Pas in 1954 werd gewezen op de onvermijdelijkheid binnen het uitwerken van de Problemen der kartografie (en dit tot uitdrukking te brengen in haar definitie) de andere kant van de medaille te zien, nl. niet alleen het maken, maar ook het gebruik van kaarten. Men dient immers niet alleen rekening te houden met de belangen van de beperkte kring van professionele kartografen, maar ook met die van de mensen, die de kaarten gebruiken, in het bijzonder van diegenen die kaarten nodig hebben als hulpmiddel bij wetenschappelijk onderzoek. In de tweede plaats: men definieerde de kartografie via geografische kaarten, d.w.z. door middel van termen, die zelf al een definitie nodig hadden. Het leek, alsof men zieh tevreden Steide met deze logica, omdat iedereen al vanaf de school- banken vertrouwd is met kaarten. Een definitie, zodanig gemaakt, scheen be- trekkelijk eenvoudig en toegankelijk voor elke lezer met algemene ontwikkeling. Maar het onlogische bleef bestaan en daarmee een ernstige aanleiding voor kritiek op de definitie4. Zo te zien kwamen de zwakke plekken hierop neer, dat bij alle eenvoud en toegankelijkheid van de definitie deze geen precieze formuleringen inhield van het onderwerp en de methode van deze wetenschap. Maar er was een andere zeer belangrijke aanleiding, om zieh opnieuw te wenden tot het definieren van de kartografie, namelijk de verdere ontwikkeling van de wetenschap. Op on- gewone wijze breidde het werkterrein van de kartografie zieh uit: er versehenen kaarten, die dienden voor ruimtevluchten, men kreeg uitgebreide kaarten van de maan te maken, er ontstond een nieuwe taak, nl. het in kaart brengen van andere Planeten. Hoewel in de nabije toekomst de ruimtekaarten slechts een zeer klein deel van de gehele kartografische produktie zullen vormen, hebben toch de karto grafische uitbeeldingen van de aarde hun alleenrecht verloren. Elektronische rekenmachines en speciale karteringsautomaten leidden niet alleen de kartografische produktie naar een nieuwe technische revolutie, maar openden ook de weg naar het onderzoek naar oorspronkelijke methodes voor het oplossen van ruimtelijke problemen die in sommige gevallen voorbijgaan aan de geografische kaarten. Er werden grotere resultaten bereikt in het uitwerken van een reeks belangrijke Problemen van de Marx-Lenin-theorie over kennis, speciaal wat betreft de theorie over wetenschappelijke vormgeving, over het zien, het interpreteren en het naar waarde schatten van kartografische uitbeeldingen als een speciaal soort van ideale 180 Onderwerp en methode der kartografie K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1970 | | pagina 6