minder dan 80% naar meer dan 120%. Eigenlijk zijn de kleuren deze omschrijving
een stapje vöör door hun interpretatie hiervan! De kartograaf houdt zijn legenda
zo beknopt mogelijk, vandaar dat uiteindelijk toch werd gekozen voor de kortere
omschrijving, de kaartgebruiker moet dan zelf uitvinden dat het steeds om een
surplus van nu eens de ene en dan weer de andere groep gaat. Hij wordt daarbij
een flink stuk op weg geholpen door de kleurkeuze.
De mathematische achtergrond
Tenslotte nog een enkel woord over de mathematische achtergrond van deze
kaarten, in het bijzonder van kaart D.
In een gemeente in kaart B met bijvoorbeeld als percentage 47-49 (20-65 ja-
rigen) kan men tevens zien dat het complement, 53-51 de 0-20 jarigen plus de
ouder dan 64 jarigen zijn, waaruit blijkt dat er 2-6% minder 20-65 jarigen dan
ouderen plus jongeren zijn. Bij 50% is er geen verschil meer en zijn deze groepen
gelijk.
In kaart D zijn de improductieven (0-20 jarigen plus ouder dan 64 jarigen) ten
opzichte van het percentage productieven (20-65 jarigen) uitgedrukt: het percen
tage improductieven maal honderd werd gedeeld door het percentage productieven.
Hebben we in de kaarten A, B en C te maken met absolute percentages van de ge-
hele bevolking, in kaart D zijn het verhoudings-percentages. Deze verhouding
wordt uitgedrukt in deformule D 100 (A I C). js jastjg om zjch van
B
dergelijke percentages (of gefallen) een duidelijke voorstelling te maken, ik ben er
dan ook geen voorstander van deze wijze van weergeven vaak toe te passen. Het is
mogelijk de kaarten B en D in absolute zin te vergelijken door de percentages
terug te rekenen met voor kaart B de formule Bx en voor kaart D met de
formule D1 IM'
B
De percentages van kaart B worden dan op de wijze van kaart D als volgt:
81,8% (is nu 55% in kaart B), 88,7% (53%), 96% (51 104,1 (49%), 112,8%
(47%).
Andersom kunnen we de verhoudings-percentages van kaart D omrekenen in
absolute percentages: 55,5% (is nu 80% in kaart D), 52,6% (90%), 50% (100%),
47,6% (110%), 45,4% (120%). Met deze percentages kan kaart D op dezelfde
wijze als kaart B worden bekeken en andersom. De percentages van kaart B zijn
nu verhoudings-percentages geworden, maar de percentages liggen in dezelfde
verhouding uit elkaar en heffen het vergelijkingseffect weer op. Dit heeft dus weinig
zin.
In kaart D ligt dat anders: aan de hand van de opklimmende reeks (de verschillen
tussen de onderlinge percentages, 2,2 - 2,4 - 2,6 - 2,9) wordt de vergelijking in
absolute percentages zichtbaar. Hoe groter het surplus van de 20-65 jarigen wordt,
des te wijder worden ook de grenswaarden waarbinnen ze liggen. Het wezenlijke
verschil tussen kaart B en D is dat in kaart D de toevalligheidsfactor geelimineerd is.
Zo Valien in kaart B 44 gemeenten (min of meer toevallig) in de categorie van de
meer dan 55% 20-65 jarigen. In kaart D zijn in de hoogste categorie nog slechts
24 gemeenten overgebleven, terwijl er slechts een absoluut verschil van een half
procent is.
280
Kleurgebruik in de Atlas van Nederland
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 3