Leeftijdsopbouw
Het blad Leeftijdsopbouw bestaat uit vier afzonderlijke kaartjes A, B, C en D met
de schaal 1 1 200 000.
Deze vier kaarten A, B, C en D zijn naar hun type choropleten. Aan de kaarten
A, B en C ligt telkens een andere veranderlijke ten grondslag. De kaart D is een
ge'integreerde kaart. Omdat de veranderlijken van de kaarten A, B en C kwalitatief
verschillend zijn, is voor elk der veranderlijken uiteraard een andere kleur genomen.
In de ge'integreerde kaart is de menging van de drie kwaliteiten in een kleurmenging
tot uitdrukking gebracht.
Kaart A
LegendagegevenHet percentage 0-20 jarigen van de bevolking, per gemeente;
verdeling: minder dan 33%, 33-36, 36-39, 39-42, 42-45 en meer dan 45%.
Als kleur werd groen gekozen vanwege de associatie: jeugd - jong - groeien.
Bovendien is groen een vrij passieve kleur, hetgeen past voor een 'niet-productief'
deel der bevolking. De trap verloopt van geel-groen via groen naar blauw-groen.
Er is naar gestreefd de kleuren in dit kaartje qua helderheid tussen kaartje B
(hogere percentages) en kaartje C (lagere percentages) te laten vallen. Er is hier
sprake van een kwantitatief verschijnsel met een associatieve kleur. De kleurtrap
is dus opgebouwd uit een kleur met een verloop van licht naar donker. Het comple-
ment van de toename van de 0-20 jarigen zijn de ouder dan 20 jarigen. Dit is hier
niet relevant aangezien de groepen 20-65 jarigen en de ouder dan 64 jarigen in de
volgende kaartjes afzonderlijk worden afgebeeld.
Kaart B
Legendagegeven: Percentage 20-65 jarigen van de bevolking; verdeling: minder
dan 47%, 47-49, 49-51, 51-53, 53-55 en meer dan 55%.
Als eindkleur werd rood gekozen; rood als actieve kleur voor het werkende deel
der bevolking. Bij kaart A eindigde de trap in blauw-groen met als eindpercentage
meer dan 45%; kaart B begint met minder dan 47% en komt daardoor dicht bij
dat van kaart A. Indien met dezelfde helderheid zou worden begonnen, wordt de
trap veel te donker, vandaar dat, om toch het verdergaande percentage aan te
duiden, de trap begint met een aan A verwant blauw-groen, maar met een iets
zwakkere helderheid. Om van dit blauw-groen vloeiend naar rood te kunnen gaan
moest gebruik gemaakt worden van violetachtige tinten. Door voor de laatste
twee tinten van de trap zeer intensief helderrood te gebruiken, kon worden voor-
komen, dat de tinten met de hoogste percentages al te donker zouden worden. In
deze kaart werd het complement van het percentage 20-65 jarigen wel benut, maar
niet volledig om later niet in conflict te komen met kaart D. De legenda loopt
ongeveer van 47-55%, daartussen ligt toevallig precies de helft van de bevolking:
50%, dus het punt waar het productieve en improductieve deel van de bevolking
gelijk zijn. De legenda van kaart D is ondermeer op deze omstandigheid gebaseerd;
de reden waarom in kaart B naar aansluiting op kaart A is gezocht en de groep
ouder dan 64 jarigen in de kleur buiten beschouwing werd gelaten, hoewel deze
groep wel degelijk een deel van het complement uitmaakt, is dat de groep van
kaart A zoveel talrijker is.
Kaart C
Legendagegeven: Percentage ouder dan 64 jarigen van de bevolking; verdeling:
minder dan 5%, 5-7.5, 7.5-10, 10-12,5, 12.5-15, en meer dan 15%.
Als kleur werd grijs-bruin gekozen door de associatie: ouderen - grijs. Een trap
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 3
278
Kleurgebruik in de Atlas van Nederland