van alleen maar grijs zou een te saai kaartbeeld geven, zeker ten opzichte van de
andere kaarten; vandaar dat neutraal bruin werd tcegevoegd om wat meer kleur
in de kaart te brengen. Kaart C bevat de laagste percentages van het blad en heeft
daarom de lichtste tinten. De grijs-bruine tinten zijn voldoende passief voor dit
'niet-werkende' deel der bevolking. Om de lichtste tinten toch duidelijk te doen
contrasteren en niet te snel in donkere tinten te vervallen werd de trap begonnen
met licht-geel en licht-groen.
Er is niet gestreefd naar een aansluiting in kleur met kaart A, aangezien de per
centages tussen deze beide kaarten te ver uiteen liggen: kaart C tot meer dan 15%
en kaart A vanaf minder dan 33 Kaart C is ten opzichte van de andere drie
kaarten opvallend licht van toon en vrij kleurloos, hetgeen voor de compositie
van het gehele blad niet zo fraai is, maar wel duidelijk de voorstelling van het
kaartje zelf weergeeft.
Bij de kleurkeuze van de eerste en de derde kaart is in principe uitgegaan van een
trap van licht naar donker om de oplopende percentages visueel te maken. De
afzonderlijke groepen ouderen, jongeren en werkenden werden voorzien van een
associatieve kleur, respectievelijk grijs, groen en rood. In kaart B, de eigenlijke
top van de trap, werd het complement benut voor het improductieve deel der be
volking en voorzien van blauwgroene tinten, waardoor dit kaartje nauwelijks ver-
schil in donkerte vertoont en, zoals we later zullen zien, niet ten onrechte reeds
vooruitloopt op de voorstelling in kaart D.
Kaart D
Percentage0-20jarigen plus ouder dan 64jarigen ten opzichte van de20-65 jarigen;
verdeling: minder dan 80%, 80-90, 90-100, 100-110, 110-120 en meer dan 120%.
Dit kaartje wijkt qua opzet volledig af van de andere drie kaartjes, maar heeft er
toch wel mee te maken: we hebben hier door optelling van de waarden uit de
kaarten A en C en vergelijking van deze som met de waarden uit de kaart B een
nieuwe kaart D gemaakt. In deze kaart wordt de verhouding (A C) B weer-
gegeven. Met andere woorden: wanneer het percentage beneden de 100% ligt, zijn
de 20-65 jarigen in de meerderheid. Böven de 100% zijn de 0-20 jarigen plus de
ouder dan 64 jarigen in de meerderheid.
De aldus ontstane kaart is een voorbeeld van een geintegreerde kaart, die de uit-
komst van de vergelijking van de drie kaarten A, B en C in beeld brengt.
Aan de hand van deze vergelijking was de kleurkeuze eigenlijk al bepaald: boven
de 100% de kleuren van kaarten A C: te weten groen+grijs-bruin bruin-groen,
beneden de 100% de kleuren van kaart B: rood. Percentages welke dicht in de
buurt van de 100% liggen mögen als kleur geen duidelijke voorkeur vertonen voor
A+C of B, vandaar dat zieh aan de rode zijde een bruinige kleur bevindt en aan
de bruin-groene zijde een olijfgroen. Toch is duidelijk te zien dat de trap uit twee
delen is opgebouwd: een rood en een bruin-groen gedeelte.
De legenda van deze kaart gaat uit van de groep 0-20 jarigen plus 64 jaar en
ouderen ten opzichte van de 20-65 jarigen. Dit zou net zo goed andersom kunnen
worden voorgesteld. Het grappige is dat de g<+ozen kleuren dan toch gelijk zouden
blijven! Men zou de legenda ook kunnen omschrijven (waarbij de kleuren toch
weer gelijk blijven) als een tekort dan wel een surplus van 0-20 jarigen plus de
ouder dan 64 jarigen ten opzichte van de 20-65 jarigen in per gemeente.
De kleurkeuze beantwoordt exact aan deze omschrijving, terwijl bij de bestaande
omschrijving op het eerste gezicht een oplopende trap zou worden verwacht van
Kleurgebruik in de Atlas van Nederland
279
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift IV (1970) Nr. 3