bertin zegt dat de grafische symbooltaal een aantal 'expressieniveaus' heeft waar- mee, of volgens welke, de fundamentele analogieen die de grafische transscriptie kan brengen, worden aangewezen. Deze hebben de volgende waarnemings-eigen- schappen: binding, beeldvorming, orde en aantal (association, selection, ordre et quantite). Iets anders kan men door middel van grafische transcriptie niet over- brengen of uitdrukken. Althans, andere relaties zijn voor hun uitleg afhankelijk van een ander systeem dan dat van de grafische beeldtaal - bijv. van een legenda, of van figuratieve analogieen van vorm en kleur, gebaseerd op gewoonten. Om een bepaalde informatie weer te geven, is er een veelheid van grafische con- structies mogelijk. Een daarvan zal de meest doeltreffende zijn, en wel omdat de tijd die nodig is om een aan de kaart gestelde vraag te beantwoorden bij die weer- gave het kortste is. Het waarnemen van veronderstelde betrekkingen tussen de dementen in een kaart houdt in, dat het oog de betreffende gegevens in de kaart moet isoleren, en gedurende een ogenblik niets anders meer moet zien, dan dat gegeven en de betrekkingen die het heeft. Dit is visuele selectie. Bij bepaalde gra fische constructies is het oog in Staat alle betrekkingen tussen de dementen op een kaart in een oogopslag waar te nemen, we spreken dan van een beeld, een signifi- cante visuele vorm, waarneembaar in een waarnemingsmoment. Dat beeld ver- krijgen we door de constructieregels toe te passen, die samen de beeldtheorie van bertin18 vormen. Aan de hand van deze beeldtheorie leert men hoe 'aantal' weer te geven door de variabele grootte, hoe 'volgorde' door grijswaarde, hoe 'binding' door kleur, etc. Maar - men moet er ook op letten dat er niet alleen een indruk van aantal, volgorde of binding ontstaat, maar eveneens van het juiste aantal, de juiste volgorde, etc. Hiertoe, om geen foute beeiden over te seinen, dienen kartografen zieh rekenschap te geven van de visuele eigenschappen van de grafische dementen. Alleen bij juiste toepassing daarvan verkrijgt men een optimale communicatie. En daartoe moet nog veel onderzoek verricht worden. 474 Thematische Kartografie en visuele waarneming NOTEN 1h. boesch en h. kishimoto, Accuracy of cartometric data. Technical Report U.S. Department of the Army-European Research Office. Contr. No. DA. 91-591-EUC-3262. h. kishimoto, Cartographic Measurements. Dissertatie. Zürich 1968. 2. a. h. robinson en m. hsu, The fidelity of isopleth maps, an experimental study. University of Minneapolis Press, Minneapolis. 3. De naam waaronder deze werkgroep werd opgericht, was ICA Working Group on Carto graphic Information. Dit is in 1970, op de 5th International Conference on Cartography in Stresa, gewijzigd in 'ICA Working Group on Cartographic Communication'. 4. Zie punt 4.21 van: ICA Working Group on Cartographic Information. Report concerning the activity between the 4th and 5th Technical Conferences of the ICA, door Dr. Ing. a. koläcny, Stresa 1970. 5. A. koläCny, Utilitarian Cartography - the road towards an optimal effect of cartographic Information. Working Paper No. 3 van de ICA Working Group on Cartographic Communi cation. Praag 1969. 6. t. künnapas, Measurements of subjective length in the vertical-horizontal illusion. In: Acta Psychologica 14 (1958), p. 374. 7. w. witt, Thematische Kartographie. Hannover 1967, p. 128. 8. h.-j. meihoefer, The Utility of the circle as an effective cartographic symbol. In: Canadian Cartographer vol. 6 No. 2, december 1969, pp. 105-117. 9. c. ekman, r. lindman en w. william-olsson, A psychophysical study of Cartographic Symbols. In: Perceptual and Motor Skills, december 1961. 10. Report of the IGU-Commission on a World Population Map. InGeografiska Annaler XLV 4, 1963, pp. 243-291. K.N.A.G. Geografisch Tiidschrift IV (1970) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1970 | | pagina 12