Een zeer instructief element in de thematische kaart is de indicatie van hoeveel- heden. Een mijnbouwkaart van de Verenigde Staten waarop vermeld wordt hoeveel aardolie uit de Golf van Mexico gehaald wordt, en hoeveel uit andere velden in het land, geeft een veel beter beeld van de spreiding van de aardoliewinning dan een kaart waarop de oliewinningsgebieden zonder meer op staan aangegeven. De weergave van hoeveelheden van een bepaald verschijnsel kan op verschillende wijze plaatsvinden: door de grootte van de 'stip' indien het om een plaats-gebonden element gaat; door de zogenaamde 'flow-lines' als het om de beweging gaat längs een weg; door grafieken op de kaart indien de hoeveelheden aan fluctuaties onderhevig zijn. (Het geografisch beeld van de kaart wordt in dit laatste geval meestal zodanig verstoord, dat wij niet meer van een kaart maar van een kartogram spreken). Dit brengt ons op het aspekt van de dynamiek in de thematische kartografie. Onder die dynamiek verstaan wij bewegingen, groeiprocessen, ontwikkelingen. Ofschoon we vertrouwd zijn met alle vormen van geschiedeniskaarten waar onder andere politieke ontwikkelingen over kortere of längere perioden in een kaart weergegeven worden, heeft deze methode de economische kaarten van onze atlassen nauwelijks aangetast. Het is dan ook vrij moeilijk om een systeem te vinden dat aan alle didaktische eisen voldoet, vooral aan de eis om overzichtelijkheid en duidelijkheid. Het bedrukte papier van de atlas schiet hierin tekort; de overhead-projektor daarentegen niet. Bij Wolters- Noordhoff is men op het ogenblik bezig met de vervaardiging van opbouwsystemen van overlay-transparanten voor overhead-projektoren, bijv. een serie transparanten die achtereenvolgens de droogleggingen en inpolderingen toont in Nederland in de 12e, 13e, 14e, 15e, 16e, 17e, 18e, 19e en 20e eeuw. Waar wij ons hoe langer hoe meer in gaan verdiepen bij het maken van school- atlassen is het probleem van exemplarische detailkaarten. Hierbij volgt Wolters- Noordhoff de modernste ontwikkelingen. Men heeft de keuze uit twee uitgangs- punten: 1. het toelichten van bepaalde aspecten van een land aan de hand van detailkaarten, bijv. Witwatersrand voor goudmijnen in Zuid-Afrika. In dit geval rendeert een detailkaart beter dan een kaart van het hele land. 2. het toelichten van bepaalde geografische begrippen aan de hand van detailkaarten uit.elke hoek van de wereld. Bijv. vulkanen: Vesuvius, Hawaii; delta's: Nijl, Po, Mississippi. In de Bosatlas zal de reeks binnenkort uitgebreid worden met sociaal- geografische begrippen zoals de zogenaamde cultuurlandschappen, bijv. industrie- gebieden; landbouwgebieden in de steppe en in de tropen, etc. Als conclusie zou men kunnen stellen, dat kartografen van schoolatlassen en wand- kaarten wel degelijk moeten beseffen, dat men niet voor alle problemen van het aardrijkskunde-onderwijs een antwoord kan geven. Daar moet men ook niet naar streven. Wel moeten schoolkartografen zieh voor ogen houden dat de boodschap die zij door het medium van de kaart kunen overbrengen, fundamenteel moet zijn, en als basis moet dienen voor de verdere opbouw van deze tak van onderwijs. Is het terrein van de schoolgeografie eenmaal goed afgebakend, dan moeten schoolkartografen er voor zorgen, dat zij hun taak optimaal vervullen, dat de Signalen die zij uitzenden helder en duidelijk ontvangen worden. 1) R.J.M.J. Bertrand, B. Sc., Redactie Geografisch-Cartografisch Instituut, Wolters-Noordhoff, Groningen. 276 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift V (1971) Nr. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1971 | | pagina 6