gelicht is, waar de projectie gecentreerd is op een meridiaan die in de detailkaart niet
centraal Staat. Dit komt een aantal malen voor bij Vermaseren en Hettema.
Kaartondergrond, generalisatie en relief
De topografische ondergrond, de basis waarop het geschiedkundig gebeuren wordt
gekarteerd, moet functioneel zijn. Dat wil zeggen dat aan de hand van de weergegeven
topografie de feiten en verschijnselen gelocaliseerd moeten kunnen worden. Een juist
gekozen topografie kan die verschijnselen, hun spreiding en ontwikkelingsgang soms
zelfs helpen verklaren. Dit geldt zeker voor periodes waarin gebergten en rivieren nog
natuurlijke grenzen en belemmeringen voor het verkeer vormden.
De topografie dient in overeenstemming te zijn met de periode waarop het thema
van de kaart betrekking heeft. Dit geldt vooral voor Nederland, met zijn belangrijke
veranderingen in de verdeling land-water gedurende zijn geschiedenis. In alle vier
atlassen wordt Nederland redelijk goed afgebeeld; het beste bij Hettema, die steeds
aangeeft van welk tijdstip de weergegeven aardrijkskundige toestand dateert. Op
kaarten van Europa hebben alle atlassen meer moeite met een goede contemporaine
weergave van de Nederlandse kustlijn.
Als voorbeeld van een onjuiste topografische ondergrond dient een kaart van
Vermaseren met als thema de Europese organisaties na de Tweede Wereldoorlog in
1968. De op deze kaart aangegeven grenzen dateren nog van vöor 1948. De Dodekane-
sos Staat nog als Italiaans aangegeven, Israel bestaat nog niet, Joegoslavie heeft
verkeerde grenzen, en het opnemen van de moerassen in Wit-Rusland en van de
plaatsen Dantzig en Memel is voor dit thema overbodig.
Elsevier en Meulenhoff kenmerken zieh door een goede generalisatie en een
eenvoudige kaartondergrond. De kaarten Van Hettema zijn vaak te sterk gegenerali-
seerd, die van Vermaseren getuigen nogal eens van de 'kronkelziekte'; door herhaalde-
lijk overtekenen van kustlijnen worden allerlei diepe baaien en vooruitstekende kapen
gesuggereerd die in werkelijkheid lang niet zo geprononeeerd zijn. Door het uitbreiden
van kaarten (noodzakelijk door het verplaatsen van bijkaarten of het vergroten van de
bladspiegel) treden bij Hettema nogal eens schoonheidsfouten op. De onverwachte
kustvormen van de Kaspische en Rode Zee doen een vreemde werkwijze bij de
kaartuitbreiding veronderstellen.
Elsevier geeft op de meeste kaarten het relief weer door middel van schaduwing;
Meulenhoff op enkele overzichtskaarten, echter niet erg fraai afgedrukt. Vermaseren
en Hettema geven op enkele lelijke verouderde uitzonderingen na het relief niet weer.
Kaarttitel
Naast de orientering in de ruimte is, zeker bij geschiedenis-atlassen, de orientering in
de tijd van groot belang. Een geschiedenis-kaart karteert voor een bepaald gebied een
bepaald thema in een bepaald jaar; deze drie gegevens hören thuis in de titel van de
kaart, en in ieder geval in de legenda. Dit blijkt bij de onderzochte atlassen niet steeds
het geval te zijn. Elsevier kenmerkt zieh door veel te körte nietszeggende kaarttitels;
jaartallen ontbreken vaak bij Meulenhoff en Hettema. Alleen Vermaseren geeft in de
kaarttitel steeds duidelijk gebied, thema en jaartal aan.
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift V(1971) Nr. 5 629