Gebruik van kleuren Als oppervlaktesymbolen worden steeds homogene vlakkleuren gekozen, er wordt geen gebruik gemaakt van verlooptinten (vignettering) bijv. om meer- en minder dicht bevolkte gebieden van elkaar te onderscheiden, of kerngebieden en periferie. Dit ontbreken van verlooptinten werkt een andere fout in de hand: het voorstellen van genzen d.m.v. Signaturen die veel meer zekerheid over de ligging van die grenzen suggereren dan er in de praktijk bestaat. In alle vier atlassen is bijv. het rijk van Alexander de Grote zowel door middel van een vlakkleur als een zwarte grens aangegeven. Die zwarte grenssignatuur duidt op een grote mate van zekerheid, bij de redacties, over het juiste beloop van de grens. Vergelijkt men echter de grenzen onderling, bijv. in Egypte of India, dan blijken er nogal verschillen te bestaan (zie kaart 2). Hetzelfde komt men op vele andere kaarten tegen, bijv. de oostgrens van het rijk van Karel de Grote, of op godsdienstkaarten van Europa aan het einde van de 16e eeuw. Dat de zekerheid over troepenbewegingen in recente tijd toch ook vrij klein is, blijkt uit het verloop van de veldtochten van Karel XII van Zweden in Oost-Europa op kaart 3 Geeft men op een staatkundige kaart een bepaalde staat met een bepaalde kleur aan, dan maakt men de daarop volgende kaarten in de atlas door kleurassociatie beter leesbaar, door voor diezelfde Staat weer dezelfde kleur te gebruiken. Alleen Vermase- ren blijkt dit consequent toe te passen de drie anderen, vooral Meulenhoff en Hettema trekken zieh hier weinig van aan, zelfs op naast elkaar geplaatste kaarten geeft men eenzelfde land door twee verschillende kleuren aan. Vrijwel algemeen worden de meren donkerblauw en de zeeen lichtblauw aangege ven. Het blijkt echter moeilijk te zijn dit consequent te doen, vooral bij Vermaseren waar van veel meer onzorgvuldigheid waar het kleuren betreft sprake is, doordat op de kaart andere kleuren ontstaan dan volgens de legenda de bedoeling is. Bij Meulenhoff worden de tinten donkerbruin en donkerblauw te fei afgedrukt, waardoor de nadruk vaak teveel op bepaalde gebieden op de kaart komt te liggen. Elsevieris hier praktisch foutloos. Spelling en plaatsing van de namen Het verschillend Spellen van dezelfde namen op verschillende kaarten komt bij Vermaseren en Elsevier een enkele keer voor. Bij Hettema werken de vele verschillende versies van een naam soms störend. Op een kaartblad staan naast elkaar 'kalifaten' en ikhalifaten', 'Kairo' en 'Cairo', 'Kartoem' en 'Swdan'. Verder komen voor Aegos Potami en Aigospotamoi; Djebel Druse, Dzjebel Druse en de Droezen. De plaatsing van de namen is bij Hettema en Elsevier duidelijk en overzichtelijk. Bij Meulenhoff staan de namen soms dichter op elkaar dan de vrij vette letter toelaat. Bij Vermaseren lijkt een enkele keer de kaart met schrift en al verkleind te zijn, waardoor het geheel moeilijk leesbaar wordt. Er heerst ook weinig consequentie in het aangeven van kaartnUmmers; de hoofdkaart wordt nu eens wel, dan weer niet met de letter 'a' aangegeven, voor de bijkaarten gebruikt men afwisselend kleine letters en hoofdletters. Afstemming van de legenda op de kaart Bij het nagaan of de op de kaart gehanteerde Signaturen wel in de legenda verklaard worden, blijkt dat Elsevier uitstekend voor de dag komt door voorin de atlas een 630 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift V (1971) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1971 | | pagina 14