Bespreking De Grote Bosatlas* 47e druk. Onder redaktie van prof.dr. F.J. Ormeling. Wolters-Noordhoff, Groningen 1971. Het is in de wereld van de kartografen gebruikelijk dat men de Produkten van vakgenoten met een kritische instelling gadeslaat en beoordeelt. Daar de kartograaf zeer veel mogelijkheden ter beschikking heeft om de gewenste informatie voor te stellen en vorm te geven. zal zijn werk immers altijd de sporen dragen van een zekere subjektiviteit. De keuze die hij steeds weer moet maken, plaatst hem in een kwetsbare positie. Bij het verschijnen van de volledig vemieuwde. zevenenveer tigste, uitgave van de Grote Bosatlas is echter een woord van waardering voor de samenstellers, in casu het Geografisch-Cartografisch Instituut Wolters-Noordhof, voor alles op zijn plaats. Door een wäre metamorfose, die jarenlang heeft geduurd en met deze uitgave tot een voorlopig eindpunt lijkt gekomen, is een kartografisch produkt van hoge kwaliteit naar inhoud en vormgeving ontstaan. Uit de stijlvolle edities van weleer is na een overgangsperiode een Bosatlas met een nieuwe eigen stijl gegroeid. Deze eigen stijl komt kartografisch gezien vooral tot uitdrukking in een vergaande standaardisatie en consequente toepassing van kleuren, kleurschalen, Symbolen en schrift. De verschillende kaarten laten zieh hierdoor gemakkelijker met elkaar vergelijken, wat zeer zeker aan de didaktische waarde van de atlas ten goede komt. Het behoeft nauwelijks betoog dat aan een zoveel omvattend werk als deze atlas nog ettelijke tekortkomingen kleven. Het is de taak van de recensent deze op te merken en door te geven aan de samenstellers en gebruikers van de atlas. Zonder al te veel in details te treden, leken mij een aantal kritische opmerkingen bij de volgende onderwerpen op zijn plaats: Het uiterlijk. De wijziging in de afmetingen van de atlas kan met het oog op het gebruik beslist als een voordeel worden aangemerkt. De vormgeving is minder voornaam en zakelijker dan voorheen. Zonder een beschermende plastic omslag vertoont de lichtgrijze band echter al spoedig de vingerafdrukken van de gebruiker. Opzet en inhoud. Zeer opvallend in deze nieuwe uitgave zijn de wijzigingen in de volgorde en de lav-out van de kaartbladen. De opeenvolging van behandelde landen en onderwerpen is aanzienlijk verbeterd, waardoor een meer logisch geheel ontstond. Het Ruhrgebied (52) vindt men thans direct na het kaartblad Midden-Europa (50-51) en niet meer tussen Zwitserland en de Alpen. Verschillen de aspecten van de E.E.G. zijn bij elkaar gebracht op twee aaneensluitende bladen (84-85). De toepassing van kaderloze kaarten en eilandkartografie heeft - in navolging van Imhofs Schweizerische Mittelschulatlas - tot een bevredigend resultaat geleid. Door de 'moeilijke' ligging van m.n. eilanden ontstaat soms een minder gewenst effect. b.v. Corsica op de kaartjes 43 A t/m D. Bij het overzien van de totale inhoud valt de rijke schakering aan onderwerpen direct in het oog. Toch is door het ontbreken van een aantal onderwerpen de opbouw minder evenwichtig dan men aanvankelijk vermoedt. De behandeling van China, Japan en Zuid-Amerika is beslist te summier. Bij Spanje ontbreekt een kaart van het bodemgebruik. Bij Italie verwacht men een kaartje waarop de tegenstelling tussen noord en zuid wordt behandeld. De ruimte op blad Zuid-Europa (79) had beter en zinvoller benut kunnen worden door bijkaarten over het onderwerp toerisme. Een gemis is ook het ontbreken van een behandeling der gebruikte projecties; dit zou volledig thuishoren bij de kartografische onderwerpen op de bladen 3 t/m 6. Titel - Schaalaanduiding - Ruitennet. Alle kaartjes zijn duidelijk voorzien van titel en schaal. Soms is de aanduiding niet correct: kaart 24A is op schaal 1:1.400.000, kaart 135 op schaal 1:25.000.000. In enkele gevallen zou men de aanduiding op een andere plaats verwachten b.v. op 40F linksonder. evenals op 40 A t/m E. De overschakeling van tekenen op graveren komt vooral tot uitdrukking in de fijne uitvoering van de ruitennetten, die men aantreft op de fysische en staatkundige hoofdkaarten. Jammer genoeg ontbreken ze op een aantal kleinere kaartjes zoals 79B, 79C, 109D, 132C en 140A, waar ze voor een goede orientatie niet gemist kunnen worden. Legenda 's. De samenstelling van een goede legenda vormt een niet geringe opdracht. Hoewel de redaktie zieh veel moeite heeft gegeven om een en ander zo duidelijk en eenduidig mogelijk op te lossen, laat de relatie tussen legenda en kaart in sommige gevallen te wensen over. Op blad 40D gelden de 'invloedsferen van Belgische centra' alleen voor de grote Steden en niet voor de regionale centra. Op de meeste 'Mijnbouw en indastrie' kaarten (40C, 43C, 47C, 52D. 53C. enz.) worden figuratieve Symbolen in wisselende groovte toegepast zonder dat de legenda's hierover iets mee- delen. In twee gevallen (129F en G) worden voor een dergelijk onderscheid in grootte de vage aanduidingen 'belangrijk' en 'minder belangrijk' gebruikt. Ook m.b.t. de kleuren schiet de legenda soms tekort. Op de grootschalige plattegronden van Parijs (45C), Londen (49C), Berlijn (53A), Moskou (68A), Rome (76) en New York (125) worden 190 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VI (1972) Nr. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1972 | | pagina 16