De opname werd in 1970 en begin 1971 verricht voor wat betreft de geomorfo-
logische kaart door G.W. de Lange en voor de landschappelijke kaart door Prof. Dr.
G.C. Maarleveld. Zij bestond voornamelijk uit waamemingen in het veld. Daarnaast is
een dankbaar gebruik gemaakt van luchtfoto's van Rijkswaterstaat, van topografische
kaarten en van de vele in het archief van de Stichting voor Bodemkartering aanwezige
gegevens. Nieuwe boringen, zoals gebruikelijk bij de vervaardiging van bodemkaarten,
zijn niet verricht.
Geomorfologie is volgens Van Dale: „een verklärende beschrijving van de vormen
der aardoppervlakte in verband met de manier van hun ontstaan". Kaarten die aan
deze definitie voldoen, zijn in Nederland nog niet in druk versehenen. Wel zijn
incidenteel in studieverband door de Rijks Geologische Dienst en de Stichting voor
Bodemkartering samen stappen gezet om te komen tot de systematische geomorfo-
logische kartering op schaal 1:50 000 van geheel Nederland. Inmiddels is van een
vijftiental bladen een voorlopige geomorfologische kaart op schaal 1:50 000 samenge-
steld. Exemplaren daarvan zijn in een beperkte oplaag als kleurenfoto verkrijgbaar.
De uiterwaardenkartering heeft inmiddels doen zien, dat er kartografisch veel werk
moet worden verzet om alle facetten van een geomorfologische kaart tot hun recht te
doen komen. De bij dit artikel gevoegde bijlage in kleur geeft hiervan een indruk. Zij
bevat een kaartfragment van de IJsseluiterwaarden plus de bijbehorende legenda.
Op de volledige kaart is de geomorfologie in 44 onderscheidingen of kaarteenheden
weergegeven. De kleuren van de kaart zijn zodanig gekozen dat de gave vormen
duidelijk in kleur verschillen van de door de mens aangetaste. Met rode tinten zijn de,
meestal ten behoeve van de kleiverwerkende industrie, afgegraven terreinen weerge
geven en met groene kleuren de niet of nauwelijks aangetaste eenheden.
Een tweede kenmerk is het verschil tussen de tinten binnen en buiten de
uiterwaarden. De eenheden binnen de uiterwaarden zijn in verzadigde kleuren
weergegeven, die daarbuiten in pasteltinten.
Karakteristieke legenda-eenheden zijn onder meer de riviermeanders en de richels en
droge geulen met vrij Sterke hellingen. Rivierduinen en strandoevers zijn eveneens
elementen die typerend voor de geomorfologie genoemd kunnen worden.
Het voert te ver elke legenda-eenheid op te sommen, maar samenvattend kan men
concluderen dat alles binnen de uiterwaarden wat maar enig relief van belang heeft,
gekarteerd en weergegeven is. Opvallend is dat de rivieren met hun in vroeger tijden
steeds wisselende loop en de invloed van de mens het kaartbeeld een speeifiek karakter
hebben gegeven.
De landschappelijke kaart en uiteraard ook de legenda heeft een ander karakter dan
de geomorfologische kaart. In de legenda treden zes duidelijke hoofdgroepen op:
a. open landschapsdelen
weinig begroeiing, zonder heggen en enkele verspreid voorkomende bomen
b. half- open landschapsdelen
meer begroeiing, meer heggen en vrij veel verspreid voorkomende bomen
c. gesloten landschapsdelen
bossen, grienden en rietgorzen
DE GEOMORFOLOGISCHE KAART
LANDSCHAPPELIJKE KAART
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VI (1972) Nr. 5 507