merken en op twee soorten emulsies. In hun konklusies melden de schrijvers dat
verliezen tot 43% in scheidend vermögen, vooral in het hart van het fotobeeld
voorkwamen.
De 'Logetronic printer' gaf het beste resultaat gevolgd door respektievelijk de
'Morse contact-printer' en het Wild U3A apparaat. Allen gaven echter een opmerkelijke
achteruitgang in resolutie. De schrijvers menen dat vooral een goed gerichte belichting
van veel belang is evenals een beter kontakt tussen het negatief en de gevoelige
glasplaat.
De Kodakplaten met Kontrastgradatie gaven een 5% beter resultaat in resolutie dan
die met de normale gradatie. Er was geen signifikant verschil te ontdekken tussen
platen van verschillende dikte of tussen die van Kodak of Ilford.
Ook de orthofotoprojektie van de genoemde apparaten (SFOM en Rüssel
Beans'orthophotoscope) gaf vrijwel identieke resultaten. Hier trad eveneens een
opmerkelijk relatief verlies van 23% in resolutie in het centrum van het beeld op.
De vervaardiging van de uiteindelijke orthofotobeelden bij het maken van de
kontaktafdrukken gaf geen groot verlies te zien in beeldkwaliteit of in scheidend
vermögen.
Konkluderend geven Collins en Kalensky in overweging om in de orthofoto-
projektoren de oorspronkelijke negatieven te gebruiken in plaats van de diapositieven.
Vooral bij de vervaardiging van deze diapositieven treedt immers een belangrijke
achteruitgang op.
Afgezien van enkele speciale technieken als 'pictotechniek' of 'rasterloos reprodu-
ceren' kunnen fotobeeiden, in het algemeen gesproken, worden gereproduceerd op drie
manieren: a. op bromide halftoon papier; b. op lichtdrukpapier; c. in offsetdruk.
a. Op bromide papier krijgt men, uitgaande van een negatief fotobeeld, het best
mogelijke resultaat. Er is nauwelijks verlies in intonatie of resolutie, maar de werkwijze
is duur en alleen geschikt voor de produktie van kleine oplage. Men moet echter wel
beseffen dat de hogere reproduktiekosten snel worden gekompenseerd doordat de
gebruiker in een kortere tijd meer gegevens uit het fotobeeld haalt.
b. Op lichtdrukpapier. Deze methode is veel goedkoper dan de vorige maar de
afdrukken, gemaakt van een spiegelbeeldig diapositief van de fotokaart, verliezen vrij
snel hun kwaliteit onder invloed van het licht. Echter voor kort en snel gebruik worden
ze door vele gebruikers geprefereerd.
Men kan met een goed diapositief op halftoon diazopapier heel goede resultaten
bereiken. Deze papiersoort, meestal met een mat oppervlak, is niet erg populair en de
meeste gebruikers verkiezen een glänzend oppervlak. Dan dient men gebruik te maken
van het z.g. Kontrast-diazo-papier zoals het papier van de Duitse firma Renker-Belipa
of van de Franse Regma fabriek, die het op de markt brengt onder nummer 153N
(Ned. importeur Regma Buhrs, Zaandam). Om een goede afdruk op dit kontrast
diazopapier te kunnen verkrijgen moet men het fotobeeld wel rasteren.
c. De reproduktie in offsetdruk levert de beste resultaten bij het drukkken op zeer
hoogwaardig, glänzend papier zoals Kromekote.
De werkwijze bij het rasteren van het fotobeeld is ook hier van het hoogste belang.
De rasterdichtheid, die zieh het best voor fotokaarten leent, ligt bij 70 80 lijnen per
cm. Een goede spreiding in intonatie is dan mogelijk zonder bij het drukken in grote
Problemen te geraken.
Om het fotobeeld te rasteren kan men in de reproduktiekamera een glasraster of
een kontaktraster gebruiken. Hoewel in principe met beide rasters een gelijk resultaat
502 K.N.A.G. Geograjisch Tijdschrift VI1972)Nr. 5