wijderd is, omvat de keuze van de gunstigste afbeeldingsmethode ook het bepalen van even- tueel meerdere vlakken, kegels of cilinders voor de afbeelding van een land. Bij het doen van de keuze speelt de indicatrix van Tissot nog altijd een belangrijke rol. De afbeeldingsleer wordt ook toegepast bij het opstellen van transformatieformules voor de berekening van x en y coördinaten uit geogra- fische coördinaten cjj en A, en omgekeerd. Hieraan zijn verbonden de formules voor het berekenen van korrekties aan op de aarde gemeten afstanden en/of hoeken, opdat deze in het platte vlak (kaartvlak) toegepast kunnen worden. Het aantal afbeeldingsmethoden is oneindig groot wegens het oneindig aantal mogelijkheden om het projektievlak een bepaalde stand t.o.v. het aardoppervlak te laten innemen. Aantal en aard van de vervormingen zijn eveneens oneindig groot. Het is onmogelijk om alle meetkundige eigen- schappen van de bol in de kaart te behouden. Het klassieke probleem van de afbeeldingsleer is om die specifieke afbeeldingen te vinden, die bepaalde meetkundige eigenschappen op de bol laten bestaan, in het bijzonder de eigen schappen van afstand, richting en oppervlak. Vele oplossingen zijn beschikbaar, maar elk is zodanig dat hij noodzakelijkerwijze een andere eigenschap onjuist weergeeft. Men zegt dan dat zo'n eigenschap vervormd wordt. Er bestaan verscheidene methoden om deze vervormingen te evalueren. De nuttigste is heden nog altijd die, welke gebaseerd is op het klassieke werk van Tissot (1881) het bepalen van de lineaire vervorming in twee onderlinge loodrechte rich- tingen in een punt, oppervlaktevervormingen om een punt en maximale hoekverandering om een punt. Tissot's methode heeft het voordeel dat numerieke waarden van deze vervormingen vrij gemakkelijk berekend kunnen worden. Het nadeel van Tissot's methode is echter dat hij beperkt is tot specifieke punten en alleen geldig is in de onmiddellijke omgeving van het punt waarvoor de berekening uitgevoerd wordt. Om- dat een kaartgebruiker gewoonlijk gelnteresseerd is in metingen die zieh over een groot oppervlak van de kaart uitstrekken, is voor hem Tissot's procedure van weinig betekenis. De geograaf wil b.v. weten hoeveel de oppervlaktevergroting of -verkleining van een geheel land bedraagt of hoeveel de afstand, gemeten op een kaart, afwijkt van die afstand op aarde gemeten. Om zieh daarvan op de hoogte te stellen kan men b.v. verschillende grafische illustraties van de vervormingen die over grote gebieden optreden, raadplegen Reeves1 gebruikte het bekende prentje met het mensenhoofd; Gedymin 2 deed hetzelfde voor het zuidelijk en noordelijk half- rond afzonderlijk. Miller 3 heeft een stelsel van gelijkzijdige boldriehoeken gekozen en toont hoe hun vorm veranderd is op verschillende plaatsen van de wereldkaart bij verschillende afbeeldingsmethoden. De moderne rekenautomaten hebben het moge- lijk gemaakt om de 'overall" vervorming op (wereld)kaarten in getallen te berekenen. Zo kan men voor de drie kategorieen afstanden, oppervlakten en hoeken, voor een bepaalde afbeeldingsmethode, resp. de gemiddelde en de maximale vervorming berekenen door van een groot aantal waargenomen punten uit te gaan. Tobler4 heeft dit nader uitgewerkt en geeft een groot aantal tabellen. Dankzij deze reken- programma's kan een ontwerper van een af beelding van meridianen en parallellen een exaet gefundeerd inzicht krijgen in de goede en siechte eigenschappen van zijn afbeelding, op de gehele kaart betrokken. Niet alleen voor de snelle berekening van defor- maties, ook voor de opstelling van tabellen voor de konstruktie van het graadnet en voor de transformatieformules maakt de geodeet gebruik van rekenautomaten. Vergeleken met de tijd die nu zo'n 25 jaar achter ons ligt, kunnen we zeggen dat er thans afbeeldingsmethoden toe gepast kunnen worden die vroeger weliswaar aanbevelenswaardig waren, maar niet toegepast werden t.g.v. het omvangrijke rekenwerk. Afbeeldingsleer en geografie In vrijwel geen enkel leerboek over de karto- grafie ontbreekt het hoofdstuk kaartprojektie (waarbij aan de onjuiste betekenis van dit woord meestal voorbij gegaan wordt). Een aan velen bekend leerboek, waarin kartografie en kaartprojektie als identiek beschouwd werden hoeft hier niet gereleveerd te worden. Er mag echter niet teveel tijd en aandacht aan dit onderwerp geschonken worden omdat het rela- tief onbelangrijk is in verhouding tot het veel omvattende onderwerp kartografie in ruime zin. Dit is ook de opvatting van Robinson, die het hoofdstuk 'Map projections' in de laatste editie van zijn boek Principles of Cartography tot een aanhangsel heeft gedegradeerd. Kartografie beperkt zieh niet tot afbeeldingsleer, maar is in de eerste plaats w/tbeeldingsleer. 66 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1973 | | pagina 4