hetgeen uiteraard in de economie van de kaart-
vervaardiging een belangrijke rol speelt. Men
achtte het dan ook van internationaal belang
door middel van dit onderzoek te trachten een
compromis te vinden tussen doelmatig werk
enerzijds en het verkrijgen van voldoende detail
en nauwkeurigheid in terreininformatie ander-
zijds.
gevoerd door ervaren topografen. Ze gebruikten
daarbij vergrotingen op de schaal 1:10.000 van
de luchtfoto's. Daarop diende men de terrein-
situatie volledig vast te leggen. Er mocht dus
geen foto-interpretatie door hen worden toe-
gepast. De terreingegevens dienden voor de
vergelijking met de resultaten van de inter-
pretaties van de deelnemende instituten.
Testgebieden
Werk-instrukties
De drie testgebieden, afgebeeld in de figuren 1,
2 en 3, zijn zo gelegen, dat zij naar de mening
van de Kommissie representatief geacht kunnen
worden voor de in Europa meest voorkomende
gebieden.
Fig. 1, de 'Hochschneeberg', hoogte 2061 m,
geeft een gedeelte van het hooggebergte weer.
Er zijn weinig huizen en wegen. De bossen tonen
duidelijk de karakteristieken van een berg-
vegetatie. Het doel van de interpretatie was
het bepalen van de grenzen van de gebieden
met vast gesteente (rotsbodem, rotswanden),
het bepalen van puinhellingen en het registreren
van de bosbegrenzingen.
Het sterk geaccidenteerde middelgebergte (fig. 2)
met hoogten van 600-1000 m is sterk bebost.
Het wegennet heeft een gemiddelde dichtheid.
Het kleine aantal woningen ligt in de niet-
beboste gedeelten. Het doel was de grenzen
van de bossen te bepalen en een zo volledig
mogelijke identificatie van de infrastructuur
en de woningen.
Het vlakke gebied (fig. 3) bestaat uit een dicht
bevolkt, stedelijk, industrieel gebied met enkele
kleine dorpen, een dicht wegennet en weinig
begroeimg. De interpretatie is hier gericht op
het vastleggen van de bebouwde oppervlakken
en de infrastructuur.
De drie testgebieden zijn zeer dicht bij elkaar
gesitueerd (in het Ternitz-Schneeberg gebied),
dus kan men aanncmen dat tijdens de vlucht de
weersomstandigheden dezelfde waren. De vluch-
ten werden eind September gemaakt, zodat de
bomen bebladerd waren en er nog geen sneeuw
op de bergtoppen lag. De 18 x 18 cm2 normaal-
hoek-opnamen (f 210 mm) werden gemaakt
op Aviphot pan 30 film van Agfa-Gevaert;
de opnamen met de 15 cm wijdhoek- en 8,8 cm
superwijdhoekkamera op Dupont Co.-Cronar
30 film (formaat 23 x 23 cm2).
Het verkenningswerk in het terrein werd uit-
Minimaal zes interpretaties van elke opname
werden voor een zinvolle conclusie als minimum
aangehouden. Met uitzondering van het hoog-
gebergte-gebied, waarvan vijf interpretatie-
resultaten voldoende werden geacht.
Door elk der instituten werd dat deel van het
interpretatie-werk uitgevoerd, dat overeen kwam
met wat ze in hun dagelijkse praktijk ook te
bewerken hebben.
Om een zo objectief mogelijk resultaat en een
homogene uitwerking te garanderen werden de
volgende regels opgesteld
1. De vergrote foto's werden verzonden in
volgorde van de volgende fotoschalen
1:35.000, 1:25.000, 1:17.500 en 1:12.500. Pas
als de interpretatie op de ene schaal gereed
en ingezonden was, werden de foto's op de
volgende schaal toegestuurd.
2. Samen met de vergrotingen werden de bij-
behorende kontaktafdrukken van de lucht
foto's verzonden.
3. Als basismateriaal voor het intekenen van de
interpretatie-resultaten werden 'overlays' over
de vergrotingen 1:10.000 gebruikt.
4. Door de instituten moest het fotomateriaal
in de volgorde superwijdhoek - wijdhoek -
normaal opnamen uitgewerkt worden.
5. Alleen de voorgeschreven, ook in afmetingen
bepaalde, Symbolen van de legenda moesten
worden gebruikt.
6. Een stricte voorwaarde was het registreren
van alle herkenbare objecten.
7. De foto's moesten zo volledig mogelijk
worden uitgewerkt. Generalisatie was niet
toegestaan.
8. De tijd, werkmethoden en instrumenten
dienden te worden vermeld.
Rapportering
De deelnemers werden verzocht om reeds
tijdens de foto-interpretatiewerkzaamheden op
formulieren de mate van herken- of waarneem-
147
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 2