logische ontwikkelingen eisen niet zelden aan- passing van de recreatieve ontsluiting van betrokken bosgebieden. Het van onwaarde worden van voetspoorkaarten door dergelijke ontwikkelingen of zelfs het intrekken van reeds versehenen kaarten behoren tot de (onwelkome) konsekwenties. Wanneer het besluit tot vervaardiging van een voetspoorkaart is genomen moet in overleg met de plaatselijke beheerder van het terrein de begrenzing van het kaartbeeld worden vast- gesteld. Vervolgens worden door een terrein- opname de gegevens verzameld en aangetekend op een topografisch schetsblad schaal 1:10.000 dat wordt verkregen van de Topografische Dienst te Delft. Het betreffende beheersobject dat een of meer Staatsboswachterijen kan omvatten wordt daar- bij geplaatst in een zodanig kader dat het gebied een duidelijke relatie heeft met de nabij gelegen woonkernen, aangrenzende recreatiegebieden en verkeersverbindingen, en niet met b.v. verhar- ding, breedte of aantal rijbanen. Voor de legenda wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de in overleg met de ANWB vastgestelde Symbolen. Daarbij wordt terwille van de duidelijkheid in principe alles opgenomen wat voor de gebruikers van de kaart in het terrein herkenbaar is. Omdat het doel van de kaart is het geven van een zekere geleiding van de bezoekers, zijn de wegen onderscheiden naar het type van weggebruik. Dat betekent dat een goed berijdbare zandweg in een landschappelijk aantrekkelijk terrein in rood kan worden aangegeven als aanbevolen route voor de automobilist, terwijl wegen met een uitgesproken verkeersfunetie in geel worden aangegeven, dus in een minder opvallende kleur. De voetspoorkaart geeft ook een beeld van de zgn. zonering die bij het Staatsbosbeheer hoe langer hoe meer wordt toegepast. Bij de huidige omvang van het recreatiebezoek is het zonder enige geleiding in het veld onver- mijdelijk dat de verschillende groepen bezoekers elkaar gaan hinderen. Zo verdragen b.v. brom- fietsers en wandelaars elkaar nu eenmaal niet evenals wandelaars en ruiters. Een natuurgebied is daarom door bebording, wegenbeloop en recreatieve voorzieningen als het wäre in zones verdeeld zonder dat echter de eenheid van het gebied verloren gaat. In elke zone ligt het accent echter wel op een bepaalde vorm van terreingebruik. Zo kent men b.v. zones waar de automobilist een grote mate van vrijheid heeft en stille zones waarin uitsluitend kan worden gewandeld en het voorzieningenniveau minimaal is. Bij een goed uitgevoerde voetspoorkaart dient t.a.v. het terreingebruik duidelijk te zijn aan gegeven 'waar wel of waar niet'. Wanneer alle gewenste gegevens zijn verzameld wordt de schetskaart overgedragen aan de cartografische tekenaar die de gekleurde basiskaart maakt op het vastgestelde formaat. Als ondergrond wordt hiervoor een fotografisch verkleind topografisch schetsblad met schaal 1:10.000 gebruikt. De op deze wijze verkregen basiskaart geeft een indruk van het kaartbeeld. Alle teksten en Symbolen worden aangebracht op een calque met dezelfde schaal. In dit Stadium wordt de kaart gecontroleerd door de terreinbeheerder; vervolgens toetst de cartografische afdeling van de ANWB het ontwerp op juistheid t.a.v. het wegenbeloop en de toeristische bewegwijzering. Daarna wor den deelcalques getekend voor de diverse kleuren. Dat zijn er gewoonlijk zes, soms meer in bijzondere terreintypen. De deelcalques wor den vervolgens op olfsetplaten overgebracht waarna de kaart kan worden gedrukt. De tekst Het tekstgedeelte van de voetspoorkaart geeft een belangrijke aanvulling van het kaartbeeld. Daarin worden gegevens vermeld over de bereikbaarheid van het terrein met alle vormen van vervoer, over de geschiedenis van het betrokken gebied alsmede over de bijzonder- heden t.a.v. het terreingebruik. Aanvankelijk 322 STAATSBOSBEHEER PETERSOM RAMRINGWEG TOERISTISCHE ROUTE Fig. 2. Gezin met voetspoorkaart bij begin van een wandelroute. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1973 | | pagina 12