394
worden de verschillende aspecten van de geografie van
Frankrijk kort en bondig behandeld aan de hand van
zeer instruktieve kaartjes, kartogrammen, schema's en
grafieken. Voor wat betreft ieder aangesneden onderwerp
kan de (karto)grafische voorstelling een bruikbaar
uitgangspunt vormen voor een les, voor discussie of
voor een persoonlijke taak. Aan de körte beschrijvingen
zijn daartoe een aantal gerichte vragen toegevoegd.
Aan de ene zijde van het blad worden zes afzonderlijke
thema's behandeld relief, klimaat, bevolking, land-
bouw, energie en ijzer/staalproduktie. De andere zijde
is voor de helft gevuld met een polythematische over-
zichtskaart op de schaal 1:2.500.000, waarin diverse
facetten van de geografie zijn samengebracht het
fysische kader (sterk geschematiseerd), de indeling in
landschappen op basis van het grondgebruik, het patroon
der Steden, de industriele activiteiten, verkeer en vervoer.
Daarnaast zijn enkele deelgebieden wat meer gedetail-
leerd behandeld Paris et sa banlieu, Nord de la France
vie industrielle en Alsace vie rurale.
De overzichtskaart is ondanks de veelheid van onder-
werpen en dankzij de Sterke generalisering en schemati-
sering goed leesbaar gebleven. Ook voor de overige
kartografische voorstellingen geldt dat primair duidelijk-
heid en leesbaarheid als uitgangspunt hebben gegolden.
Men is er in geslaagd om met een grote diversiteit van
grafische middelen een beeld van Frankrijk op te roepen
dat direkt aanspreekt, belangstelling wekt, vragen
oproept en discussie mogelijk maakt. Kortom een
goede illustratie van de wijze waarop de kartografie
dienstbaar kan zijn aan het aardrijkskunde-onderwijs.
Deze uitgave biedt zieh echter niet alleen aan als een
schoolboekje in zakformaat, maar kan ook meer in
de lijn van Michelin worden aanbevolen als een
handzame bron van informatie voor de in Frankrijk
gei'nteresseerde toerist.
P. W. G.
Barriere, P. M. Cassou-Mounat, Le document geo-
graphique. Collection Premier Cycle, Serie Geographique.
Masson Cie, Editeurs, Paris 1972. 232 pp., 90 ill.,
8 kaartfragmenten (bijlage), 24 x 18 cm. Prijs 46 FF.
Deze publikatie vormt een goede inleiding voor het leren
gebruiken van de verschillende basisdokumenten ten
behoeve van de geograafkaarten, luchtfoto's en
statistische gegevens. Het lezen, analyseren en inter-
preteren van dit bronmateriaal dient reeds in een vroeg
Stadium van de opleiding te worden onderwezen en
beoefend. Omdat dit materiaal althans kaarten en
luchtfoto's door zijn visuele zeggingskracht van
nature belangstelling oproept, is het bij uitstek geschikt
als onderwijsmateriaal. Luchtfoto's en statistische gege
vens vormen daarbij nog 'ruw materiaal', dat de Student
direkt in contakt brengt met het geografisch milieu en
hem noodzaakt om ermee te 'werken', dus aktief bezig
te zijn.
Het boek is zeer overzichtelijk en systematisch opgezet.
De verschillende dokumenten worden beknopt, maar
duidelijk, behandeld; hun toepassingsmogelijkheden
worden aan de hand van zeer konkrete voorbeelden
toegelicht. Dat de schrijvers naar de aard van het
onderwerp de visuele overdracht van informatie
centraal hebben gesteld, blijkt eens te meer uit de talloze,
niet zozeer fraaie, als wel zeer funktionele illustraties,
uitgevoerd in zwart-wit met groene steunkleur.
Hoewel deze inleiding primair bestemd is voor geografie-
studenten, kan ze ook voor kartografen een bruikbare
handleiding vormen. Dat geldt voor b.v. Hoofdstuk 3,
waar in 6 pagina's de vervaardiging en toepassing van
blokdiagrammen wordt uiteengezet, maar vooral voor
het belangrijke Hoofdstuk 17 "Les sdries geographiques
et leur traitement cartographique" een beknopte hand
leiding voor het samenstellen van thematische kaarten
en kartogrammen op basis van statistische tabellen.
Bij het doorlezen van dit boekwerk dringt zieh een
vergelijking op met het klassieke werk van Monkhouse
en Wilkinson "Maps and Diagrams". Hoewel minder
uitvoerig, spreekt deze Franse uitgave vooral aan door
zijn concrete, frisse, voorbeelden. Het zou jammer zijn
als deze uitstekende handleiding voor het gebruik van
kaart, luchtfoto en statistiek ten gevolge van de taal-
barriere niet in ruime kring bekend zou worden.
P. W. G.
R. Cuenin, Cartographie generale. Tome 1, Notions
gdnerales et prineipes d'dlaboration. 324 pp., 226 ill.,
waarvan 9 in kleur, 25 x 16 cm. Versehenen in de
Collection Scientifique de l'Institut Geographique Natio
nal. Uitg. Eyrolles, Paris 1972. Prijs 124 FF.
Dit leerboek is vermoedelijk een bewerking van karto-
grafie-colleges voor de Ecole National des Sciences
Geographiques, een opleidingsinstituut verbonden aan
het I.G.N., de Franse topografische dienst. Het boek
biedt veel materiaal dat het ook voor niet topografisch-
georienteerde kartografen de moeite van het lezen waard
maakt. Vooral omdat het het eerste kartografische
leerboek is waarin de theorie van de grafische beeldtaal
geheel aan zijn trekken komt.
De inleiding over definities, funetie en doel van de karto
grafie cq. de kaart is duidelijk en goed. De historische
inleiding behandelt vooral de rol van de Fransen in de
geschiedenis van de kartografie een rol die best nog
eens gememoreerd mag worden. Onder de leiding van
Cassini en La Hire vond in Frankrijk de eerste nauw-
keurige triangulatie van een groot gebied plaats; aan de
bepaling van de vorm van de aarde zijn namen als
Bouguer en La Condamine verbonden. Frankrijk was
het eerste land waarin voor het hele staatsgebied 66n
homogeen uitgevoerde topografische kaart verscheen;
de kartering 1:86.400 begon in 1750. Later, onder
Napoleon, karteerde men op de schaal 1:100.000 geheel
Midden Europa. Als een zeer belangrijke bijdrage geldt
ook de metrificatie, waardoor schalen en hoogtecijfers
op kaarten van geheel continentaal Europa vergelijkbaar
werden.
Tome 1 bestaat uit 2 delen Cartographie Mathematique
en Cartographie Theorique. Het eerste is vooral van
belang wegens de behandeling van de projecties. Dit
gaat met goede illustraties gepaard. Met name is er een
leuk systeem voor het in beeld brengen van hoek- en
oppervlakteveranderingen op de kaart ten gevolge van
verschillende projecties. Ook de eisen van verschillende
soorten kaartgebruikers ten opzichte van projecties
komen aan de orde.
Het tweede deel, de theoretische kartografie, begint met
de reeds genoemde theorie van de grafische beeldtaal.
In afwijking van de Sdmiologie Graphique van Bertin
is er hier sprake van een vereenvoudiging van diens
Schema van expressierichtingen en waarnemingseigen-
schappen. Er ligt ook meer nadruk op de funetie van de
kleur in de kaart. De opsomming van de 'systemes
d'expression', kartografische basistypen of -strueturen,
betekent een terugkeer naar de traditionele kartografie.
Hier blijkt echter dat er een grote mate van overeenkomst
bestaat tussen de praktijkresultaten verkregen volgens
de nieuwe theorie en die volgens de traditionele methoden.
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 5