brieven aanspreek). Maar bij alle grote be- wondering die ik heb voor Ormeling's ont- stuimig leiderschap en redekunst, geloof ik vast dat hij zonder 'zijn' sekretaris Koeman (1958-1964) heel wat minder bereikt zou hebben voor de Nederlandse kartografie. (Ik hoef hier overigens niet te verzwijgen, integendeel het is me een genoegen het te zeggen, dat de twee persoonlijkheden zieh niet altijd gemakkelijk naar elkaar voegden. En achteraf ben ik geneigd aan te nemen dat deze onderhuidse prikkelingen de sektie geen kwaad gedaan hebben). Ik herinner me van het begin af aan Koemans ontembare werkzaamheid en veelzijdigheid, zijn stille organisatiekunst, zijn bijzondere weten- schappelijke inzichten en vooruitziendheid, te- zamen met een emotionele rijkdom aan ideeen die door zijn noordhollandse plattelandsnuchter- heid wel gekanaliseerd maar niet verdrongen kan worden. Cornelis Koeman is geboren in Wijdenes (tussen Hoorn en Enkhuizen) op 19 augustus 1918 in een tuinbouwersgezin. Door een aangeboren afwijking aan een van zijn voeten was hij voor de familie het jongetje 'dat ze wel altijd zouden moeten onderhouden, want hij was ongeschikt voor de bouw'. Maar hij werd tekenaar, bij de Rijkswaterstaat (1938-1945), landmeetkundig ingenieur (1950), hoogleraar in de kartografie te Utrecht (1968). In december 1957 ondertekende hij de oproep voor de Eerste Nederlandse Cartografendag op 25 januari 1958, tezamen met Ernst Crone, S.J. Fockema Andreae, W. F. Heinemeijer, F. W. Michels, F. J. Ormeling, J. E. Romein, J. Schok- kenkamp en M. de Smit. In mei 1958, kort voor Koeman sekretaris werd van de Kartografische Sectie in oprichting, schreef hij mij de volgende brief die zo typerend zou blijken voor zijn persoon en zijn verdere richtingzekere beleid "Het verslag van de op 3 april gehouden vergadering van het huis- houdelijk bestuur van het KNAG met enkele initiatiefnemers van de Kartografendag heeft mij een gevoel van teleurstelling bezorgd. Dit betreft zowel de teneur waarin uw verslag geschreven is, als de blijkbaar trage gang van zaken bij het oprichten van een kartografische sectie. Nu begrijp ik wel dat er onderlinge verschillen zijn in de tempo's waarin de ver- schillende bestuursleden gewend zijn te handelen, maar wij, initiatiefnemers, moeten wel bedenken dat onze 'nieuwigheid' de tijd moet hebben om verwerkt te worden. Bovendien we zijn met niets begonnen en we hebben straks iets. Dat iets kan dan laten zien dat het groeien kan. Ik meen uit uw verslag te lezen dat u liever meer had bereikt dan nu het geval is. Het was volgens mij beter geweest als het verslag wat minder emotioneel geladen zou zijn geweest Op 31 Oktober 1958 bericht sekretaris ir. C. Koe man (toen ook al Park Arenberg 71, De Bilt) dat "op zaterdag 13 September in Delft is opgericht de Kartografische sectie van het Ko- ninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genoot- schap Het voorlopig bestuur wordt gevormd door de heren dr. F. J. Ormeling, voorzitter, ir. C. Koeman, sekretaris en M. de Smit, penningmeester". Dit zijn dus de mensen geweest die wij in die begintijd gevraagd hebben de Kartografische sectie längs Vuurland te loodsen. Op oudejaarsdag van hetzelfde beginjaar schrijft de sekretaris mij dat we op 1 april 1959 de beschikking kunnen hebben over het Maarten Maartenshuis in Doorn voor de eerste karto grafische studiedagen, over reliefkartografie in februari '59 volgt het bericht aan de toen ongeveer honderd leden, waarin opvalt dat "de deelname aan deze eerste manifestatie van de Kartografische sectie vooral wordt aan- bevolen voor kartografen en leerling-kartografen die zieh practisch wensen te bekwamen De leiding van de huishoudelijke zaken berust bij de heer F. W. Michels, de algemene leiding bij ir. C. Koeman slaapzak of lakens dienen te worden meegebracht"! In hetzelfde voorjaar van 1959 organiseerde Koeman de eerste werkgroep in de Karto grafische sectie, de Werkgroep voor de ge- schiedenis van de kartografie, samen met de oude meester B. van 't Hoff, die mij tijdens het 'wandelend broodje' op de Eerste Nederlandse Kartografendag al bedeesd maar gretig gevraagd had of "de nieuwe vereniging zieh ook met de geschiedenis van de kartografie zou bezig- houden"! (Ik herinner me nog als de dag van gisteren hoe ik me als nieuwkomer geneerde voor de nederigheid van de man die op het terrein van de historische kartografie duizend keer meer wist dan ik.) Enkele weken tevoren was Koeman met de schrijver van deze sentimentele herinneringen naar Bern gereisd voor de oprichtingsbijeen- komst van de Internationale Kartografische Vereniging op het eerste dokument van de ICA Staat zijn handtekening voor Nederland, dat hij sindsdien op vele kartografische kon- gressen buitenslands vertegenwoordigd heeft. (Ik had nogal opgezien tegen de verre tocht met een vrijwel onbekende, in de intimiteit van een treincoupe, maar de 'Ondoorgrondelijke Ge- 380 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1973 | | pagina 4