leerde' bleek een aangename en weinigeisende reisgenoot, die een uurtje van de terugreis produktief maakte door in enkele bladzijden zonder doorhalingen een verslag te schrijven). Stille zelfbewuste efficientie, tezamen met een even bezonnen als hevige belangstelling voor kaarten en kaartenmakerij kenmerken zijn wetenschappelijk werk evenzeer als zijn werk voor de Kartografische sectie. Dat hij daarbij als eerste in Nederland bijna dagelijks de geschiedenis van de Kartografie bestudeert en tegelijkertijd de aktuele situatie als weinig anderen kent en met verbeelding naar de toekomst kijkt, dat is wat ik zijn veelzijdigheid genoemd heb. Het is die vereniging van inzicht, overzicht en vergezicht waaraan de Nederlandse kartografie en de Kartografische sectie zoveel danken. Wat ik hier allemaal over Cor Koeman schrijf is nee niet overdreven, geen over-lieve gelegenheidspraat die bij een koelere beoordeling in elkaar stört, maar wel een lofrede. Maar daarvoor is dan ook wel enige reden, al weet ik natuurlijk heel goed dat Koeman waarachtig niet de enige is waarop de Kartografische sectie drijft. Gelukkig niet we kunnen alleen zo aktief zijn doordat zo velen echt meewerken. Ik dreig in mijn chaotisch verslag van Koemans plaats in de Kartografische sectie twee dingen te vergeten. In de eerste plaats heeft de Utrechtse meester nooit geaarzeld Studenten waarvan hij iets verwachtte vroegtijdig "de Kartografische sectie in te sturen". Thans gevestigde en geliefde steunpilaren van de vereniging zoals Bos, Geudeke en de kleine Ormeling (zoals ik mij graag veroorloof hem te noemen) herinner ik me als licht bedeesde maar aktieve en kundige nieuwelingen op kartografische studiedagen. En in de tweede plaats, en nu kom ik aan misschien de belangrijkste bijdrage van het scheidend bestuurslid, is Koeman vanaf het eerste nummer, in de herfst van 1958, hoofd- redakteur geweest van wat officieel heette Mededelingen van de Kartografische Sectie, en in de wandeling (en als zelfstandige overdruk van het KNAG-tijdschrift) Kartografie. Hij heeft dit volgehouden tot 1970, toen P. W. Geudeke en F. J. Ormeling belangrijke delen van zijn taak gingen overnemen, een situatie die in november 1973 bevestigd is door Koemans aftreden als redakteur. In het geheel heeft hij 60 nummers van Kartografie geredigeerd, ca. 1000 bladzijden. Vrijwel in zijn eentje, want hoewel Ormeling sr. voor de eerste drie nummers mede-redakteur geweest is, heeft de redaktionele medewerking van S. J. Fockema Andreae (1958- 1959) en van Herman Verstappen (1961-1965) naar mijn indruk niet al te veel betekenis gehad. In het artikel "Tien jaren Kartografische Sectie (1958-1968)" dat de vroegere voorzitter Orme ling in nr. 42 van Kartografie schreef (een overzicht waarvan ik u herlezing ten zeerste kan aanbevelen; het is een zeer 'fair', afgewogen en boeiend stuk) wordt aan redakteur Koeman het verwijt gemaakt, zij het met vermelding van verzachtende omstandigheden, dat in Karto grafie niet of nauwelijks aandacht besteed zou zijn aan kleinschalige thematische kartografie. Ik vind dat (zachte) verwijt, nu ik het hele tijdschrift nog eens doorgezien heb, niet hele- maal billijk, al schuilt er een kern van waarheid in. Inderdaad zijn sommige aspekten van het zeer grote terrein der thematische kaart er wat bekaaid afgekomen, maar er is, zeker op het gebied van de officiele, ambtelijke thematische kartografie een groot aantal belangrijke studies in het tijdschrift aan te wijzen. Zoveel dat men van een ondervertegenwoordiging van de thema tische kartografie als geheel naar mijn smaak toch niet kan spreken. (Dat Kartografie voor een niet te verwaarlozen aantal abonnees minder aantrekkelijk was, en is, dan Kaart- bulletin, is een heel andere zaak, die waar- schijnlijk o.a. samenhangt met het weten- schappelijke karakter van Kartografie (waar Koeman altijd bewust naar gestreefd heeft) en met woordgebruik, uiterlijk, typografie en de ietwat verschaalde deftigheid waarvan het KNAG op zijn minst de schijn heeft (maar waarop de redakteur weinig invloed kon uit- oefenen.) In het genoemde overzicht van Ormeling wordt de redaktie van Kartografie genoemd "het Westfriese eenmansbedrijf van dr. Koeman n.v.". Dat was natuurlijk niet alleen grappig bedoeld, maar was wel verhulde kritiek op Koemans neiging dingen alleen te regelen. (Omdat hij vindt dat hij ze alleen beter regelt dan met anderen?). Maar als dat een ondeugd is, is het tevens de tegenkant van zijn afkeer van tijd verkletsen. Als ik hier overigens iets slechts over Koeman zou willen zeggen, en dat wil ik best want het ligt hemzelf ook niet om altijd diplomatiek te zijn, dan zou ik willen bevestigen dat hij, ondanks zijn verbijsterend aantal Mede delingen wel eens weinig mededeelzaam wil zijn over zaken waarin hij geacht wordt met anderen samen te werken. Maar als ik me aan deze trotse eigenschap wel eens erger, schiet me tegelijk te binnen dat ik, als anti-modernist, van een geleerde niet zozeer samenwerking als wel werk verwacht. 381 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VII (1973) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1973 | | pagina 5