OPLEIDINGEN IN DE KARTOGRAFIE VOLGENS DE DOOR DE ICA AANGENOMEN VOORSTELLEN door C. KOEMAN Een beschouwing over het niveau van op- leidingen en de daarmee gecreeerde karto- grafen kan veel explosief materiaal aandragen. De onderling sterk uiteenlopende maatschap- pelijke posities van bijvoorbeeld een kaart- tekenaar bij een grote landmeetkundige dienst en een doctorandus in de geografie op een redactiebureau van een groot uitgeversbedrijf vragen als het wäre om gescheiden behandeling van de voor hen geldende beroeps- en op- leidingsproblemen. In deze beschouwing wil ik vöor alles voor- komen dat er in de thans vijftien jaar oude kartografische beroepsvereniging een kiem ge- legd wordt, die (door hem bijv. met een stroom van woorden te begieten) tot een polarisatiekern kan uitgroeien. Maatschappelijke polarisatie, m.a.w. het ge scheiden vergaderen van kaarttekenaars en wetenschappelijk opgeleide kartografen kennen we gelukkig niet in Nederland. Culturele po larisatie kennen we ten dele en niemand zal bestrijden dat het ontspannend werkt wanneer je twee, zwaar met theorie opgeladen weten- schapbeoefenaren laat exploderen in de kring van hun aanhang. In de kring van een vereniging die het woord polarisatie zelden of nooit gebruikt heeft lijkt het indecent om te gaan spreken over "niveaus in de opleiding" en "niveaus in de beroeps- uitoefening". In deze beschouwing komt eigenlijk uitsluitend de opleiding aan de orde. Over de beroeps- niveaux zal niet veel gezegd worden en over de mogelijkheden en wenselijkheid van de overgang van beroepsonderwijs naar wetenschappelijk onderwijs kan ik niet met objectiviteit spre ken, gezien mijn merkwaardige loopbaan tussen 1938 en 1968. Toch geeft deze merkwaardige loopbaan die ik sedert 1938 volgde, sinds ik als hulp-tekenaar ("stiftartiest" noemde men dat in Delft) bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat in dienst trad, mij wel het recht om de beroepsniveaus in Nederland te toetsen aan het door de ICA ontworpen systeem voor de indeling in vak-categorieen. Wanneer ik de jaren rond 1940 vergelijk met de jaren waarin we nu, dertig jaar later, leven dan kan ik gelukkig van een enorme ont- wikkeling in de Status en de maatschappelijke positie van de nederlandse kartograaf getuigen. Dat het vandaag de dag nog gebruikelijk is om de kaarttekenaar bij de fotogrammetrische uitwerkingsinstrumenten met "Stiftartiest" aan te duiden, betwijfel ik sterk. De erkenning van het hooggespecialiseerde vak van kartograaf, ook door die diensten die slechts een een- zijdige interpretatie van de kartografie huldigen, heeft zieh in de loop der jaren voltrokken en werd mede mogelijk gemaakt door het werk van de Kartografische Sectie. De ontwikkeling van de kartografie tot een zelfstandige weten- schap en de instelling van de eerste leerstoel in Utrecht werd in Nederland mede mogelijk door een inspanning van krachten om het niveau van de kartografie omhoog te brengen. Die inspanning was er op alle beroepsniveaus, zowel bij de honderden tekenaars als bij de topografen, bij de reprotechnici, en bij de Studenten. Er is in de afgelopen jaren gelukkig nooit sprake geweest van een streven om de verschillende niveaus te isoleren. Kenmerkend was de begeerte om veel te leren; de leer- lingen hebben opengestaan voor nieuwe tech- nieken en zijn bereid geweest om zieh veel op- offeringen te getroosten om nieuwe stof eigen te maken. Kenmerkend in Nederland was ook het doorgeven van kennis door de hogere technici aan de leerlinen en de gezamenlijke inspanning om aan de maatschappelijke eman- eipatie van de kartografie te werken. 72 Lezing gehouden op de 15" Kartografendag, 29 novem- ber 1973 te Enschede. K.N.A.G. Geograßsch Tijdschrift VIII (1974) Nr. I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1974 | | pagina 10