Er is in Nederland nooit gebrek aan talent geweest. Ook niet in de gezapige periode van de dertiger jaren toen de kaarttekenaar zieh nog niet realiseerde dat zijn stift een tover- stokje was, waarmee hij arbeid in goed kon omvormen. Heiaas werd dat talent toen niet voldoende gewaardeerd en waren de mogelijk- heden om via talent hoger op de maat- schappelijke ladder te komen, zeer beperkt. Er bestond nog geen wetenschappelijk gefun- deerde beroepsopleiding, maar de leerlingen, waartoe ik ook behoorde, werden in een be- perkte cursus in de techniek van het kaarten- maken voor eigen dienst opgeleid. Aldus bleef er een isolement binnen de eigen dienst en werden er voor de leerlingen geen vensters opengegooid om hem een uitzicht op het wij- de landschap van de kartografie te tonen. Het kan niet anders, of het proces van de veralgemening in de opvatting van wat karto grafie nu eigenlijk was, moest wel langzaam gaan. Toch zijn er voortreffelijke prestaties geleverd in de dertiger jarendenken we aan het werk van Pannekoek bij de Atlas van Tropisch Nederland (1938) en aan de steeds attente opmerkingen en kritieken van Schokkenkamp, die mede het proces van kartografische bewust- wording hebben versneld. Er zat veel en uitstekend talent bij een Topo- grafische Dienst en bij de Waterstaat, maar het assortiment van beroepsuitoefeningen was aanvankelijk klein. Na 1945 kwam er geleidelijk aan enige ver- ruiming in het keurslijf van de ambtelijk ge- bonden kartograaf. Lange tijd was het uit- sluitend "schnabbelwerk" wat de ambtenaar in zijn vrije tijd voor de particuliere op- drachtgever verrichtte, maar langzamerhand durfde men wel de sprong in het particuliere bedrijf wagen. Als er ooit sprake is geweest van isolement, dan geldt dit voor die categorie "civil servants", die zieh niet als vrije beroeps- kartografen durfden te presenteren. Zij bedre- ven buiten hun dienstverband vaak een veel hogerstaande kartografie, waarin ook creativi- teit gevraagd werd, dan aan de kale teken- tafels in de dienst-tekenzalen. Deze "schnabbe- laars" hebben de meer algemeen georienteerde kartografie eigenlijk lange tijd "ondergronds" bedreven. Ze zijn er nog en velen van hen leven nog ondergronds en kunnen of willen zieh niet in de Kartografische Sectie laten zien. Misschien uit vrees om aan een concurrerende collega het kluifje kwijt te raken. Voor anderen, die voorheen hun "hogere karto grafie" ondergronds bedreven, betekende de oprichting van een Kartografische Sectie de bevrijding uit het isolement. Er was aan vankelijk wat onwennigheid, want ze ont- dekten dat ze samen met hun chef in de- zelfde club zaten. Deze openheid is naar mijn overtuiging een van de beste leefregels die de Sectie ooit gesteld heeft. Gezien mijn amphibisch verleden heb ik er nooit moeite mee gehad om tekentafel en collegebank te integreren. Het effect van deze democratische (ik verkies echter het woord humanistische) constructie van onze Kartografische Sectie is van enorme betekenis geweest voor wat we nu met de op- leidingscursus voor kaarttekenaar beleven. Het is misschien niet voor iedereen duidelijk dat het van 't begin af aan ontbreken van ge- isoleerde groepen, dat het afwezig zijn van polarisatie een unieke situatie in de opleiding met zieh mee heeft gebracht. Waar ter wereld wordt het vertoond dat Universiteitsdocenten de lessen samenstellen voor de beginnende kaarttekenaar? In welk ander land is het denkbaar dat een directeur van een dienstvak, naast zijn verantwoordelijk- heden op het hoogste dienstniveau en naast zijn deelname aan internationale wetenschappe- lijke discussies zieh niet te goed voelt voor het schrijven van practische lessen voor de cursus? Zij die zieh voor deze cursus aanmelden reali- seren zieh waarschijnlijk niet dat in hun lessen de ondeelbaarheidvan de kartografie belichaamd is. Bij de jarenlange voorbereiding is er een synthese tot stand gebracht tussen de vak- kennis van de practisch uitvoerende kartograaf en de wetenschappelijk gevormde geodeet of geograaf. Een synthese die ik in de vijfendertig jaren van mijn betrokkenheid bij het vak als normaal en noodzakelijk heb gevoeld. In de geest van deze opvatting: "in de kartografie kun je nog van een synthese tussen de vakcomponenten spreken" wil ik ook de vak- opleidingen in de Kartografie volgens de door de ICA aangenomen voorstellen aan een nadere beschouwing onderwerpen. Het tot standkomen van dit ICA-schema is grotendeels te danken aan de bekwaamheid en de energie van M. Stephan de Brammer, van 1964-1972 voorzitter van Commissie I: Formation des cartographes. Zijn plotseling over- lijden aan het einde van het jaar 1972 heeft ons, zijn naaste medewerkers, erg aangegrepen en het is wel zeker dat zijn opvolger in de körnende acht jaren de prestaties van deze eminente figuur bij lange na niet evenaren zal. 73 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 1

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1974 | | pagina 11