trole, compilatie, generalisatie; wie bedrijft spe
ciale technieken, wie interpreteert basisdocu-
menten? dan gaan de meeste handen omhoog
en identificeren we ons zonder remmingen met
W3.
Zelfs bij de selecte groep W2 durven velen
van ons aansluiting te zoeken want er zijn onder
ons gerenommeerde ontwerpers, redacteuren,
docenten en bedrijfsleiders.
Enigzins teleurgesteld ben ik door de formu-
lering voor W4: productie en routinewerk. Dit
is te bot gezegd; in plaats van productie zou
ik liever "uitvoering" schrijven. Dat het vaak
routinewerk is, is ten dele waar, maar heeft een
negatief wervend effect wanneer men dit in een
programma vermeldt. Het werk van de uit-
voerend kartograaf is gelukkig niet altijd rou-
tine werk. Er is afwisseling bij graveren en
beschriften en er is een grote verantwoorde-
lijkheid voor de grafische vormgeving. Het
kartografisch tekenwerk vraagt een veel grotere
geestelijke concentratie dan bij die manuale ope-
raties uit andere bedrijven die als routinewerk
aangemerkt worden. Ik acht dit een grote
"misser" in het ICA-rapport.
Een interessant gedeelte van het hier besproken
ICA-rapport is niet in het hier gereproduceerde
Schema overgenomen omdat het daarvoor te
uitgebreid is. Dit is de lijst van vakken die in
de opleiding voor resp. W4, W3 en W2 gegeven
dienen te worden. De samenstelling van een stu-
dieprogramma vormt een essentieel onderwerp
voor een opleidingscommissie zoals onze Neder-
landse commissie Beroepsopleiding. Het gewicht
van een opleiding hangt af van het studie-
pakket en van het aantal uren dat aan elk
der vakken besteed wordt. Het ICA-rapport
wil een ideaal samengesteld studiepakket ge-
ven, en bevat daarom niet alleen de kartogra-
fische vakken maar ook de basisvakken zoals
wiskunde, aardrijkskunde, natuurkunde.
De onderwerpen uit de wiskunde, aardrijks
kunde en natuurkunde die in de Studie opge-
nomen zouden moeten worden, zijn alle ge-
specificeerd. Het ICA-rapport vermeldt niet het
aantal uren dat aan elk der vakken be
steed dient te worden. Dat kan ook niet, want
het is een internationaal rapport, dat op
nationaal niveau geinterpreteerd dient te wor
den. Uit nationale rapporten3 is wel gebleken
dat de kwantitatieve interpretatie onderling
sterk verschilt, hetgeen vaak veroorzaakt wordt
door het karakter van de opleiding: geografisch
kartograaf of topografisch kartograaf. Toch
geeft de aanbeveling die de ICA doet een
grote steun bij het formeren van kartografische
opleidingen in diverse landen. De aanbeveling
is nl. om een ongedeelde universele opleiding
te formeren waarin zowel landmeetkundige,
geografische, redactionele als reprotechnische
vakken opgenomen zijn. En waarin de ver-
vaardiging van alle kaarttypen een plaats heeft.
Waarmee aldus voorkomen wordt dat er iets
soortgelijks plaats heeft, wat ik in de vijftiger
jaren in Nederland heb meegemaakt: het hoofd
van een grote karteringsdienst vraagt, wanneer
iemand het woord 'thematische kaarf bezigt:
"een thematische kaart, wat is dat?
Heeft de Nederlandse opleiding een eigen ge-
zicht dat zieh duidelijk onderscheidt van de
gezichten van bijv. de Duitse, de Engelse of
de Franse opleidingen? Om dit te kunnen
beantwoorden moeten we ons eerst afvragen:
heeft de Nederlandse kartografie een eigen
gezicht, zoals de Zwitserse, de Sovjet-Russische?
Wel degelijk heeft de Nederlandse kartografie
meerdere speeifiek vaderlandse trekkende
topografische kaart met grondgebruik land-
use), de panoramakaarten van Michels, de
veelkleurige stadskaarten van onze grote Steden
bijv. Heeft Nederland een atlastype met een
"eigen kleur" voortgebracht? Welzekerde Bos-
atlas. Met de middelgrote handatlas is Neder
land echter het jachtterrein geworden voor de
internationale uitgeversconcerns die tegen een
financieel stootje kunnn: Bertelsmann (Wol
ters), RandMcNally (Spectrum), Bartholomew
(Oosthoek) hebben het geprobeerd of proberen
het om hun grote handatlas hier te lande
goed te verkopen. Dit theater aanziende kan
men een gevoel van Sympathie voor het oer-
degelijke-hollands-eigene atlaswerk van Elsevier
moeilijk onderdrukken.
Tot nu toe heeft een opleiding tot kaarttekenaar
hier te lande steeds het karakter gehad van
de dienst waar de opleiding als bedrijfscursus
werd gegeven. Dat gaat nu veranderen, want
in het Nederlandse pakket is een mengsei van
goede Nederlandse tradities ingebouwd. Goede
Nederlandse tradities, in de praktijk van een
Waterstaat, een Top. Dienst, een Wolters, in
de loop van tientallen jaren op hun doel-
matigheid getoetst. Er is in de Nederlandse
cursus dus wel degelijk sprake van een eigen
gezicht en zal in de begeleiding van de cursus
door een nieuwe commissie scherp op worden
gelet dat de hoge kwaliteit en de verfijning,
kenmerkende tradities, gehandhaafd worden.
Zo'n begeleidingscommissie dient ook contact
te hebben met de werkgroep Opleiding van
onze Kartografische Vereniging, die onlangs
onder leiding van de heer Van der Waag
75
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 1