geformeerd werd. Het is de taak van deze
Werkgroep om de Nederlandse Belangen te
behartigen maar ook om het werk van Com-
missie I van de ICA te volgen en te onder-
steunen. Bij ons in Nederland voltrekt zieh
het commissiewerk "opleiding" zonder span-
ningen. Er is in ons land, het werd in het
begin van deze bijdrage reeds gezegd, geen
polarisatie in maatschappelijk gestruetureerde
categorieen. Bij onze oosterburen, waaraan
wij zoveel te danken hebben bij het organi-
seren van ons vereniginsleven, is die situatie wel
enigszins anders.
De werkgroep Opleiding Arbeitskreis Berufs
und Ausbildungsfragen) van de Deutsche Ge
sellschaft für Kartographie is van gekompli-
ceerde samenstelling.
Wij, in onze Nederlandse vereniging kennen
een werkgroep of commissie die aan de op
leiding, aan "De Kursus" heeft gewerkt en
waarvan de leden nog, deels als begeleider
of leraar aan de opleiding bijdragen leveren.
Deze Nederlandse opvatting van wat een werk
groep Opleiding dient te zijn is doelmatig en
eenvoudig. Ingewikkeld is de Duitse opvatting
over de taak van een werkgroep opleiding.
Om te beginnen omvat de werkgroep twee echte
sectieseen voor de Ausbildungsfragen (A), een
voor de Berufsfragen (B). Binnen elk dezer
secties zien we een onderverdeling in beroeps-
niveau. Zo zien we in de sectie Ausbildungs
fragen Gruppe IAusbildung für Wissenschaft
liche Kartographen, (een humoristische toe-
voeging: "Mangels Meldung freiwilliger Mit
arbeiter unbesetzt"4
Gruppe IIAusbildung für Ingenieur-Kartogra
phen.
Gruppe IIIAusbildung für Kartographen.
In de sectie Berufsfragen vinden we een onder
verdeling in vier beroepscategorieen
I. voor Kartographen
II. voor Ingenieur-Kartographen
III. voor Beamte
IV. voor Auszubildende leerlingen)
Hiervoor werd gezegd dat de werkgroep Berufs
und Ausbildungsfragen van de Deutschen Ge
sellschaft für Kartographie uit twee echte secties
was samengesteld. Ik gebruikte dit woord
"echte" om het onderscheid aan te geven tussen
de hiervoor behandelde secties en de twee die
ook nog in de Duitse werkgroep opgesomd
worden: de sectie C: Grundsatzfragen der
Kartographie en de sectie D: Algemeine Ad-
viezen.
Men moet wel zeer diep in de theoretische
struetuur van de kartografische beroepsuit-
oefening doorgedrongen zijn om een werkgroep
zo ingewikkeld samen te stellen. Je zou ook,
met een variant, kunnen zeggenmen moet wel
zeer diep in het moeras van de kartografische
beroepsdefinieringen weggezonken zijn om een
werkgroep zo ingewikkeld samen te stellen.
Laten we hopen dat we daarvoor in Neder
land bespaard blijven en laten we er telkens
weer op bedacht zijn dat we de kartografie als
een synthese blijven zien. Zo lang we die
kijk op het beroep en op het vak blijven
behouden, zullen we niet in de fouten van
de professionelen en sociale opdeling vervallen.
Vervolgens nog enkele opmerkingen over de
opleidingen voor de categorie V, zoals de ICA
die geformuleerd heeft.
Wanneer ik mijn persoonlijke mening over de
vorming van kaartredacteurs ga geven dan
doe ik dat onder het voorbehoud dat ik hun
opleiding niet belangrijker acht dan die van
de "praktizerende" kartografen. Voor mij zijn
het in de eerste plaats de handen en het gevoel
voor grafische vormgeving die het uiterlijk van
een kaart bepalen. Eigenlijk vind ik de discussies
over het pakket van vakken voor een cursus
kaartredacteur ook minder noodzakelijk dan
de discussies over het studieprogramma voor
geografen, met name voor de geografie leraren.
Mijn persoonlijke voorkeur voor prioriteit in
belangrijkheid heeft het studiepakket kartogra
fie voor de leraren. Ik ben het volkomen eens
met de opvatting van M. Serge Paul, die de
opleiding in de "V" categorie in het bijzonder
voor geografen van betekenis acht5. Het is toch
immers zo, dat onderwijs op de middelbare
Scholen veel meer aan de opvoeding van
aanstaande kaartgebruikers kan bijdragen dan
het onderwijs op de Universiteiten. Aan de
tienduizenden leerlingen op middelbare Scholen
dient zowel het kaartgebruik onderwezen te
worden, evenals de kennis van de belangrijkste
officiele kaartwerken.
Voorts dient bij het geografieonderwijs meer
van kaarten gebruik gemaakt te worden, in
samenhang met de luchtfoto. Ik acht het
noodzakelijk om van stereobeeldparen gebruik
te maken voor de regionale geografie en van
satellietfoto's voor de fysische geografie. Bij
het onderwijs in de sociale geografie op middel
bare Scholen dient ook de herkomst van de
inhoud van statistisch-thematische kaarten be-
handeld te worden, in samenhang met de
moderne methoden van dataverwerking met de
grote Computers. Wanneer informatica wel tot
76
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. I