de leerstof behoort, dan dient de uitbeeelding
van informatie in kaarten eveneens opgenomen
te worden. In Nederland wordt er bij het
voorbereidend hoger onderwijs en bij het mid-
delbaar onderwijs te weinig met kaarten en
luchtfoto's gewerkt. Ik zoek de oorzaak daarvan
in een tekortschieten van de lerarenopleiding.
Voor zover mij bekend is er in de M.O.
opleiding, met uitzondering van enige kaart-
projectie (die ik nauwelijks nodig vind) nooit
iets aan kartografie gedaan. Dat dit bij de
nieuwe SOL-opleiding in Utrecht gaat veran
deren, verheugt me bijzonder. Voorts kregen de
geografen, opgeleid aan de Nederlandse Uni-
versiteiten, voor 1967 helemaal niets, en na die
tijd slechts aan enkele universiteiten enig karto
grafie onderricht.
Met het onderwijs in de fotogrammetrie en de
luchtfoto-interpretatie is het, met uitzondering
van Utrecht, in het algemeen gesproken, zeer
onbevredigend gesteld. Het is daarom geen
wonder dat de geografieleraar zieh geremd
voelt in een misschien wel aanwezig verlangen
om iets aan kartografie en luchtfoto-interpre
tatie te doen.
Heiaas zijn, voorzover ik dat heb kunnen
controleren, in de tegenwoordig op gang zijnde
applicatiecursussen voor geografen geen karto
grafie en luchtfoto-interpretatie opgenomen, zo-
dat ik de inwijding van onze schoberen in
de kartografie voorlopig nog niet met opti-
misme tegemoet zie. Dit gebrek aan karto-
grafische voorlichting valt erg te betreuren,
want de horden middelbare schoberen zijn de
potentieel machtigste groep kaartgebruikers van
de toekomst. Hun vraag naar kaarten zou een
grote Stimulans voor zowel de uitgeversbranche
als de staatsbedrijven kunnen zijn. Daarom
geef ik de prioriteit aan de "Education in
Cartography" van a.s. leraren en sta ik niet te
dringen om een opleidingscursus voor kaart-
auteurs in elkaar te zetten.
Tenslotte een paar gedachten over het onder
wijs in de kartografie aan de kaarttekenaars
in opleiding in buitenlandse instituten. Hun
aantal is een veelvoud van het aantal dat in
ons land in opleiding is, want hun land is
veel groter en dienovereenkomstig de kaart-
bedekking.
Behalve dat de opleiding in de kartografie
n.m.m. ondeelbaar is, bevat de leer van de
kartografie ook een aantal constanten die in
variant zijn bij opleidingen in verschillende
landen, zowel in als buiten Europa. Die con
stanten zijn o.a. de regels voor de grafische
symbooltaal, de regels voor het generabseren,
de eigenschappen van de reproductiematerialen
etc. Deze gedachte heeft mij er toe gebracht
om aan de leden van Commissie I van de ICA
voor te stellen een meertalig internationaal
leerboek te schrijven voor hen die in opleiding
zijn voor W4. Het internationale aspect van de
kartografie heeft mij altijd sterk aangesproken.
In het oude ITC te Delft heb ik van 1955 tot
1964 onderwijs mögen geven, dat mij althans
erg bevredigd heeft. (Ik hoop dat de leerlingen
er ook zo over dachten). Het is een bekend
feit dat iemand van een buitenlander eerder
wat aanneemt dan van zijn landgenoot. Er is
een groot gebrek aan goede studieboeken op ons
vakgebied. Daarom ziet de Commissie I van
de ICA er wel wat in om te komen tot een
Multilingual Basic Manual on Cartography. De
constante dementen van de kartografische leer
worden daarin in de eigen taal (Spaans, Ara
bisch, etc.) behandeld. De leraar ter plaatse
bouwt hierop zijn aan de locale situatie aan-
gepaste toebchtingen en practische oefeningen.
Aldus hopen wij in Commissie I de ondeel-
baarheid van de kartografische opleiding van
het nationale vlak naar het internationale
niveau over te brengen. Er is dan geen sprake
meer van onevenwichtige samengestelde
cursussen of leerboeken, hetgeen de geloof-
waardigheid in de diseipbne zal bevorderen.
Het euvel van de onevenwichtigheid is maar al
te goed bekend: denk aan de leerboeken met
honderd bladzijden kaartprojecties of met mijlen
lange vertogen over de culturele en econo-
mische betekenis van thematische kaarten. Die
kritiek is ook op mijzelf van toepassing want
de ITC cursus te Delft bestond voor driekwart
uit reproductietechniek. De bezorgdheid over
de kwabteit van mijn onderwijs toen ik in 1957
in Utrecht benoemd was, vooral door Schok-
kenkamp (heel omzichtig) geuit, was dan ook
wel begrijpebjk.
Ik Steide hiervoor de vraag: heeft de Neder
landse cursus een eigen gezicht? Ik verzuimde
daarbij er op te wijzen dat onze Neder
landse cursus naar de externe vorm een zeer
bijzonder karakter heeft: het is een schriftebjke
cursus. Wat zeggen de buitenlandse collega's
van deze vorm? Wanneer ik hen over de Neder
landse schriftebjke cursus vertelde was de
reactie zonder uitzondering: "Schriftelijk? Dat
is onmogebjk! Kartografie kun je niet in een
schriftebjke cursus geven."
Aldus: een uitdaging aan Nederlandse karto-
grafen om deze voorspelling niet in waarheid
om te zetten.
77
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 1