r
r
T
r
T
t
om de nauwkeurigheid bij het digitaliseren te
verhogen. Het digitaliseren doet men in
"point-mode". De gedigitaliseerdelijnen worden
aangestreept op het negatief om te kunnen
nagaan wat bewerkt is.
Men gebruikt de Ferranti Freescan digitizer
en past bij het werken daarop de zgn. menu-
techniek toe. Op een deel van het werkoppervlak
van de digitizer wordt een strook gelegd, waarop
de kaartelementen staan afgebeeld. Als men nu
het meetwerk van de "Cursor" (taster) van de
digitizer in het vakje (zie flg. 4) van het te
(e) Is de hele "input" goed en gecorrigeerd
dan gaat men het blad kaarteren op de Ferrani-
Master-Plotter, een tekenautomaat van een iets
afwijkend type (zie fig. 5).
De ervaring heeft geleerd dat men ongeveer
500 punten per uur kan vastleggen. Een kaart-
fragment van 1 km2 op de schaal 1:2500 kan men
in ongeveer 24 werkuren vastleggen.
In Juni 1973 waren 75 plans 11250 en 470 plans
1:2500 gedigitaliseerd en geheel getekendin
Cursor
bewerkbaar oppervlak
menu
o
digitaliseren kaartelement plaatst en een scha-
kelaar op de "cursor" indrukt is daarmee de
codering voor de volgende bewerking vast-
gelegd. In plaats daarvan kan men natuurlijk
ook een alfanumerieke (met letters of cijfers)
codering toepassen. die men kan intoetsen op
een bij de digitizer behorend toetsenbord.
Bij de Ordnance Survey is men sterk overtuigd
van de voordelen van de menu-techniek. Wel
moet men uiteraard ook hiervoor weer be-
schikken over een Computer met een flinke
capaciteit om de menu-positie te "vertalen" in
coderingen.
(d) Na het digitaliseren wordt eerst een con-
trole-tekening-gemaakt op de drumplotter of de
Xynetics tekenautomaat. Correcties kunnen dan
nog direct worden uitgevoerd, waarvoor een
"editing"-programma beschikbaar is.
de "databank" vastgelegd waren toen 25 plans
11250 en 45 plans 1:2500.
222
i
TTTTTTT"
T TTTTTT
t—
A
Fig. 4. Menu-techniek.
Fig. 5. ADE Master Plotter EP130.
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VI11 (1974) Nr. 3