en bodem-absorptie, gelijke hoeveelheid water-
afvoer moeten worden gekonstateerd.
Aangezien deze geschetste identiteiten in de
natuur over het algemeen niet te verwachten
zijn, moeten dus naast het oppervlak van het
stroomgebied, ook de afmetingen en de water-
afvoer van de bronrivieren in beschouwing
worden genomen, teneinde te kunnen vast-
stellen welke het meeste water verwerkt en dus
de voortzetting van de hoofdrivier is.
Wanneer, zoals in het geval van Barrington
Brown en de expeditie Stahel, een goede kaart
van het gebied ontbreekt, blijft de vaststelling
van het oppervlak van een stroomgebied een
schatting, terwijl de afmetingen van de rivieren
en de afvoercapaciteit de enige meetbare groot-
heden zijn die omtrent de grootte van het
stroomgebied een indicatie geven.
Beschouwen wij nu de stroomgebieden van de
Boven Corantijn (New River) en de Coeroenie,
teneinde te bepalen welke van beide de voort
zetting van de Corantijn is. Ter beschikking
staan
a. Een CBL-Blad III, schaal 1 500.000, samen-
gesteld uit de rond 1956 verrichte luchtfoto-
grafie van het gebied. De waterscheiding ten
noorden en oosten van de Coeroenie, zijn
duidelijk aan te geven. Ook zijn van dit gebied,
bladen in de schaal 1 100.000, 1 40.000 en
1 20.000 ter beschikking.
b. Een Guianese kaart "South East Sheet"
van British-Guyana (compiled in the Carto-
graphic Section of the Department of Land
and Mines Georgetown 1954) scale 1 500.000.
De waterscheiding tussen de New River (Boven
Corantijn) en de Essequibo, is ruwweg aan-
gegeven, terwijl het kaartbeeld veel minder
detail (kreeklopen e.d.) vertoont als het CBL-
blad. Nog een andere Guianese kaart in de
schaal 1 100.000 uit 1964, samengesteld door
dezelfde Cartographic Section, was ter be
schikking.
De waterscheiding Essequibo-New River is ge-
heel identiek aan die van de kaart 1 500.000
(1954).
c. De meetgegevens van Barrington Brown
aan de uitmonding van de Coeroenie in de
Corantijn en die van de hoofduitmonding van
de New River (Boven Corantijn).
d. De meetgegevens door de expeditie Stahel-
Kremer-IJzerman (1926 in de Boven Corantijn,
New River en Coeroenie) verzameld, welke
Barrington Brown's bevindingen bevestigen
(flg. 11 en 12).
e. Een Ott-compensatie poolplanimeter (nr.
92024); voor de instelschaal van de poolarm
werd gekozen, 0,5 1000, hetgeen overeenkomt
met een nonius-eenheid van 10m2.
f. Meetgegevens B.W.K.W.
Vanwege de grootte der 2 stroomgebieden,
werden beiden in twee delen opgesplitst en
afzonderlijk 2-maal geplanimetreerd. Het resul-
taat was alsvolgt
Coeroenie
Opp. 6624 x 2,5 km2 16.560 km2
Boven Corantijn
Opp. 7212,4 x 2,5 km2 18.031 km2
Verschil 1471 km2.
De meetnauwkeurigheid van de planimeter kan
blijkens de onderlinge verschillen in identieke
oppervlakken gesteld worden op 2 nonius-
eenheden, overeenkomende dus met 5 km2
terrein oppervlak. Het gekonstateerde verschil
van 1471 km2 tussen deze twee gebieden, duidt
derhalve met inachtneming van het verschil
in kaartnauwkeurigheid der beide gebruikte
kaarten (1 500.000) alsmede de nauwkeurig-
heid waarmede de "waterscheidingen" werden
ingetekend evident aan, dat de horizontale
projektie van het stroomgebied van de Boven
Corantijn (New River) belangrijk groter is dan
die van de Coeroenie.
Interessant is ook het patroon der waterlopen
in deze stroomgebieden. Terwijl de Orinoque-
rivier (de hoofdzijtak van de Boven Corantijn)
praktisch parallel verloopt met de Boven Co
rantijn, staan de Kamanie, Malawini en Sipali-
wini (zijtakken van de Coeroenie) onder hoeken
van gemiddeld N 120°E op de Coeroenie. Het
gevolg hiervan is dus een zekere oppervlakte-
vergroting van dit laatste stroomgebied. Dat
ondanks deze loop der zijtakken de horizontale
projektie van dit gebied toch nog kleiner is dan
de Boven Corantijn (New River), is een extra
aanwijzing dat het stroomgebied van de New
River groter is.
Ten aanzien van de stroommetingen en de
watercapaciteit der bronrivieren zijn de vol-
gende gegevens vermeldenswaard, welke werden
geput uit het verslag van de Wilhelmina-
gebergte expeditie 1926 (Tijdschrift van K.N.-
A.G., deel XIV, 1927)"De stroomsterkte
van de New River is gemiddeld 277 ton per
seconde, die van de Boven Corantijn (bedoeld
wordt Coeroenie) 153 ton. De Boven Corantijn
(Coeroenie) is een flinke zijarm, de New-River
echter is de Hoofdrivier".
Ter verduidelijking zij aangetekend, dat de
stroommetingen gelijktijdig in de beide rivieren
werden uitgevoerd (zie expeditie-verslag).
Op blz. 234 van hetzelfde expeditie-verslag Staat
voorts "Het resultaat der op dezelfde dagen
uitgevoerde metingen, onder dezelfde omstan-
484
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 5