digheden van weder en rivier (peilschaal, geeft als gemiddelde dier dagen voor de Coeroenie 153 [m.i. eigenlijk 148m3/sec.] en voor de New River 277m3/sec.". Tenslotte moet de mogelijkheid, dat er meer en/of hogere heuvels in het stroomgebied van de Coeroenie zouden zijn, waardoor het totaal grondoppervlak groter zou kunnen zijn, uit- gesloten worden geacht, gezien de verhouding der afvoeren uit beide stroomgebieden. Een blik op de hierbij gevoegde kaart (flg. 11) toont dat de stroommetingen genomen zijn, respectievelijk bij het zuidelijk gedeelte van het lange eiland ten zuiden van de Waiwais- vallen in de New River (Boven Corantijn) en in de Coeroenie in de rechtstand van deze rivieren, twee uren roeien van haar uitmonding in de Corantijn. Vijf minuten varens vanaf de monding van de Coeroenie in de New River en op de ooste- lijke oever daarvan (Boven Corantijn) dus als zijtak van de New River, mondt een bevaar- bare, doch op CBL-bladen onbenoemde kreek vanuit Z.O.-richting. (Blijkens verkregen inlich- tingen wordt in Geologisch Mijnbouwkundige Dienst- en luchtvaartkringen, deze kreek ge- noemd "De Volharding Kreek"). Deze zijtak heeft een stroomgebied van ca. 800 km2, doch werd bij de bepaling van de watercapaciteit van de Boven Corantijn door Stahel, niet in rekening gebracht, aangezien de meting ver zuidelijker (t.z. Waiwaisvallen) werd uitgevoerd. De door de expeditie Stahel (1926) gevonden waarde (stroomsterkte New River) zou dus nog groter geweest zijn en wel 290 ton per seconde i.p.v. 277 ton per seconde of nagenoeg 2-maal zo groot als de gevonden waarde bij de Coeroenie, immers het geplanimetreerde oppervlak van de New River bedraagt 19.031 km2. De toen gemeten afvoer echter is afkomstig van een oppervlak van 800 km2 kleiner, d.i. dus 1/25 deel te klein, waardoor dus de werkelijke afvoer ten Noorden van deze "Vol- hardingkreek" gemeten 1/25 groter zou zijn geweest, derhalve 26/25 x 277 ton-sec. of 290 ton-sec. Figuur 12 geeft een indruk over de wijze waar- op de meting werd uitgevoerd. 485 AA.Htu.ucls u. tfyOAfhoocj boutn. deb BB Hcuuels met Jzellzngen. tot hoogjtens JO"en. 12oA£hoog boutn. de boderns der kreken.. C C HeuucLs rnet hellingen. uan. Txoogsteru J5° ulakke Uitgestrekte p- en. J 3oM. Hoog boutn.de bodems der- krekeru. DD l.aag JicuucZZariat rnetkeztuels, waaruan. dekeZZingen. beneden. d°cn.dc platxau's ulaJe zgn,de-haogten. bedrager 2oMbauen, de bodems der krekeru. D V*£ Boom. qtmtr\i±£MmpX(X3.toKM) H-YW-XXSJ .VI Ufamp YPt2S lSKM) D OMampW** b*KM) 2t 17KM) D "rtäm-p m (15 53MM) fZKam.pH(n. 2 2HM) y2t Sept. J1< 17Oct. St.cn.JJz M'auoois uaZYvrJ.I/ _2_JfMdO, A Plaatsen. de stroornsUrJct, trdgemete ^\-*A n- kamppteJ^^H^PJOJuli. '6/r9Aug. 7926 7^t%^7/J^^^Q',nPPUat' 7DtC '9'° Fig. 11. Gedeelte van een kaart (no. IX, T.A.G. de expeditie naar het Wilhelminagebergte in 1926. 1927) behorende bij het verslag van K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1974 | | pagina 29