rpTTrrn J>1i Op blz. 167 (nog steeds uit het tijdschrift K.N.A.G., deel XIV, 1927) Staat een beknopt verslag van de Algemene Bestuursvergadering van het Genootschap dd. 13 november 1926. J.W. IJzerman (een andere dus dan drs. R. IJzerman, die de expeditie naar het Wil- helminagebergte meemaakte) had op 10 januari 1926 in een vergadering meegedeeld, "dat het stroomgebied van de Coeroenie belangrijk groter was dan dat van de New River en wel in de verhouding 4 3". Hij legde er toen de nadruk op, "dat wanneer alle omstandigheden die op het vermögen der beide rivieren invloed hebben gelijk waren, de rivier met het grootste stroomgebied het meeste water zou afvoeren en dus als de voornaamste moest worden beschouwd". IJzer man vervolgde "Sedert heeft hij van een lid der expeditie Stahel naar het Wilhelmina- gebergte berichten ontvangen die hem tot de overtuiging hebben gebracht, dat er in dit geval zeer bijzondere omstandigheden oorzaak zijn dat de waterafvoer van de New River die van de Coeroenie belangrijk overtreft. Op 16 en 17 September zijn door de leden dezer expeditie gelijktijdig in beide rivieren stroomopmetingen gedaan, welke tot resultaat hadden dat op die data de afgevoerde hoeveel- heid water van de Coeroenie en de New River zieh verhielden als 1 1 3/4". De berichtgever voegde er aan toe (zie T.A.G., 1927, blz. 168) "dat de omstandigheden voor de meting nu zeer gunstig zijn. De grote droge tijd is aangebrokengeen regen meer en de rivieren zijn langzaam en gelijk tijdig dalende. Van fouten door plaatselijke hevige regens is dus geen sprake". IJzerman besluit met te constateren "dat hij onder de indruk der laatste berichten tot de overtuiging is gekomen, dat de waterafvoer van de New River ondanks haar kleiner stroom gebied (hier vergist IJzerman zieh dus, overigens begrijpelijk, aangezien hij niet over voldoende kaart-materiaal beschikte om de oppervlakte te kunnen bepalen) dien van de Coeroenie zeer belangrijk overtreft". Voegt men aan deze beschouwingen en me- tingen ook nog het feit toe dat uit de lucht- fotografie uit de jaren 1956 e.v. onweerlegbaar blijkt, dat de Boven Corantijn (New River) over haar volle lengte de Coeroenie in breedte overtreft, dan bestaat er geen twijfel meer omtrent welke der beide rivieren de voort- zetting der Corantijn is. De Corantijn zet zieh derhalve evenals alle grote Surinaamse rivieren, in nagenoeg zuide- lijke richting voort in de New River of Boven Corantijn, aldus de natuurlijke grens vormende. 486 Fig. 12. Meetgegevens verzameld door de expeditie Stahel-Kremer-IJzerman, 1926. W freier X" di»p/f Jry 5) J oever 3ra//*/ npyr.ryrr ff S'pt. 26 $*r. 3r**J/y r/v/rr 797m. 7n4aue/pro/?/*/ 742t ÄiP- Linke HETIPIG DER STROOriSTEOKTE VAP1 DE COOAP1TUPI CKOEROEPIl) BOVEH DE MOPIDIPIG VAP1 [IE PSW-RIVER LITERATUUR [1] Het grondgebied Suriname, Sur. Grenscommissie. [2] De grensscheiding Sur.-Br. Guyana, Mr. H. Pos. [3] Twee reizen v. Par'bo, een naar de Parima 1718 en een naar de Boven Corantijn 1720. J.W. IJzerman (T.A.G., deel XXVIII, 1911). [4] De Corantijn expeditie, T.A.G., deel XXIX, 1912. [5] Expeditie Wilhelminagebergte, K.N.A.G., IXIV, 1927. [6] Het Sur.-Guianees Grensgeschil, Mr. Dr. F. Mitra- singh. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1974 | | pagina 30