492
wordt verstrekt in tekst, kaartjes en foto's. Hoewel
volgens de binnenzijde van het omslag alle mogelijkheden
aan de orde komen, is vanzelfsprekend - - ieder gebied
slechts oppervlakkig en zeer gegeneraliseerd behandeld.
Voor de gebruiker, die over zijn gekozen vacantie-
bestemming wat meer gedetailleerde informatie wenst,
schiet het boek al spoedig tekort. Bovendien is de indeling
naar gebieden, die per land van bestemming worden
besproken, vrij willekeurig, en weinig gebaseerd op topo-
grafische of geografische eenheden.
Het laatste gedeelte Informatie (pp. 240-251) geeft tenslotte
enige encyclopedische-statistische informatie per land (ka-
lender, afstandstabel, temperaturen) en verder gegevens
over boot- en vliegverbindingen.
AI met al een aantrekkelijk kijkboek dat zeker door zijn
smaakvolle uitvoering de reislust zal opwekken. Het
kartografisch aspect is ondergeschikt aan de opzet van
het boekwerk. De kaartjes zijn niet onaantrekkelijk, maar
munten niet uit door grote vindingrijkheid. Ze zijn zeker
functioneel ingepast, maar rechtvaardigen nauwelijks de
voor de nederlandse bewerking toegepaste titelverandering.
Blijkbaar heeft de benaming "atlas" toch nog een magische
klank, die als verkoopargument gewicht in de schaal legt.
P. W. Geudeke
Wilhelm Bonacker t, Bibliographie der Slrassenkarle
Kirschbaum Verlag, Bonn Bad Godesberg, 1973, XXV+
242 blz. DM 92.
Uit de nalatenschap van de in 1969 overleden Berlijnse
kaart-historicus Wilhelm Bonacker stamt het manuscript
dat heden bij de Kirschbaum Verlag in druk ver
sehenen is. De bewerking van het nagelaten manuscript
werd door Wirkl. Hofrat Dr. R. Kinauer, Directeur van
de kaartenverzameling van de Oostenrijkse Nationalbiblio-
theek verzorgd. Op de achtergrond van het moeizame proces
om nagelaten wetenschappelijke werken te publiceren Staat
Dr. Karl Heinz Meine.
Het is de enige kaartenbibliografie van wegen die ooit
gemaakt is. Een internationale bibliografie, waarin een
wereldwijde opsomming van die landkaarten gegeven
wordt, die de wegen als kenmerkend object behandelen.
De opsomming bestrijkt de periode vanaf de middeleeuwen
tot aan de jaren ca. 1950.
Meer dan 4600 kaarten en wegenatlassen zijn door
Bonacker vermeld. Uiterst belangrijk en waardebepalend
is het feit, dat Bonacker deze objecten allemaal zelf
gezien heeft. Gedurende zijn beroepsuitoefening als karto-
graaf (Bern 1914-1935, Berlijn 1935-1969) was hij practisch
bij de vervaardiging van o.a. wegenkaarten betrokken. Zijn
verzameling van gegevens voor deze bibliografie dateert
dan ook reeds van de jaren rond 1920. Bij zijn leven
versehenen reeds enkele publikaties die de Studie van
de geschiedenis van wegenkaarten tot onderwerp hadden.
Uiterst belangrijk is bovendien dat bij elke kaart vermeld
wordt waar deze zieh bevindt. Zoals men kan ver-
wachten, bij een auteur die de kaartenverzamelingen
in de landen van het Duise taalgebied het beste kent,
ligt het zwaartepunt van deze bibliografie in de Duitse,
Oostenrijkse en Zwitserse kartografie. Maar vooral in zijn
latere jaren heeft Bonacker veel onderzoek in andere
landen verricht, waardoor zijn werk met recht een
internationale bibliografie genoemd mag worden.
Het verschijnen van dit werk kan daarom met grote
instemming begroet worden omdat wegen en Straten in
onze eeuw een dominerend element van onze samenleving
geworden zijn. Daarmee hangt een toenemende belang-
stelling voor de geschiedenis van de wegen en van het ver-
keer samen. Er zijn talrijke onderwerpen uit de sociaal
economische geschiedenis aan te wijzen waarin de ont-
wikkeling van het Europese wegennet een belangrijke rol
speelt.
Zonder raadpleging van oude wegenkaarten kan men deze
ontwikkeling niet goed volgen. Wat wij thans de "infra-
struetuur" noemen neemt in de historische geografie
eveneens een belangrijke plaats in en kan gemakkelijk
gereconstrueerd worden, mits men relevante oude kaarten
gebruikt. Het hier besproken boek is daartoe een "weg"-
wijzer in de dubbele betekenis van dit woord.
Voor de historisch-geograaf die zieh op Nederland orien-
teert schiet Bonackers bibliografie te kort: slechts 34
nummers tussen de jaren 1580 en 1900, waarbij een water-
schapskaart. Voor de Duitse landen gaat de detaillering
veel verder, maar ook voor die gebieden geldt dat de
regionaal werkende historicus in deze bibliografie niet meer
dan een aantal overzichtskaarten vindt.
Nauw verwant met de wegenkaart is de zgn. Postkaart. In
vele gevallen dekken deze twee begrippen elkaar. Afstands-
tabellen en mijlen-getallen in de kaart (of uren gaans)
zijn een noodzakelijk complement bij de geschiedschrij-
ving van het wegtransport. In de categorie postkaarten
bereikt dit boek zeker een hoogtepunt.
Tot welke tijd kan men doorgaan met het noteren van
alle wegenkaarten die in de hele wereld versehenen zijn?
Tot ca. 1950 zegt de auteur, en de bewerker Kinauer
bevestigt dit, door er op te wijzen dat de wegenkaart
tegen die tijd zijn exclusiviteit verloren heeft. De 25 blad-
zijden inleiding van Kinauer is een erg goede en leerzame
verhandeling over de geschiedenis van het fenomeen
wegenkaart. Aan de opstelling van deze inleiding zal K.
meer genoegen beleefd hebben dan aan het voor publikatie
gereedmaken van B's nagelaten manuscript, want daarin
moesten noodzakelijkerwijs een aantal onvolmaaktheden
blijven zitten. Hetgeen door K. ook erkend wordt. Dank-
baar zijn we hem voor de opstelling van het voor-
treffelijk uitgevoerde register van auteurs- en uitgevers-
namen. Alles overziende komen we tot de slotsom, dat
kritische opmerkingen teruggedrongen dienen te worden
opdat onze dankbaarheid voor het verschijnen van
Bonacker's levenswerk niet vertroebeld wordt. Meer dan
40 jaar cartobibliografisch onderzoek ligt aan dit boek ten
grondslag, waarbij de objectieve selectie zoals die door de
auteur toegepast werd, een garantie vormt voor de homo-
geniteit van het geselecteerde materiaal. Door de uitgave
van B's bibliografie wordt het kaartenbezit van bibliothe-
ken, archieven en musea in wetenschappelijke waarde ver-
groot, waarmee Bonacker's grote Verdiensten voor de
kaartenwetenschap andermaal aangetoond worden.
C. K.
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 5