bij boeken zo keurig op het titelblad vermeld
staan, kost. Van de kaartenmakers, meestal
corporatief auteurs, veranderen de namen dik-
wijls en vaak is het onduidelijk welke instantie
in de ambtelijke hierarchie nu eigenlijk de
kaart gemaakt heeft. Men boft als gegevens
als titel, editie e.d. eenduidig op de kaart
aangegeven zijn. De titels van series staan
meestal niet op de kaartbladen en vaak heeft
een serie geen officiele titel. Bij de C.C.K,
nu wordt bij namen van auteurs en uitgevers
en bij titels van series altijd een volgens be-
paalde regels vastgestelde naam als voorkeur
gekozen. Een kaart gemaakt door de Topo-
grafische Inrichting, 's-Gravenhage, kan men
b.v. ook onder Topografische Dienst, Delft,
terug vinden.
Een ander vast te leggen beschrijvingselement
vormen de U.D.C. codes voor regio en thema.
Bij het beschrijven van kaarten is het onver-
standig de gehele U.D.C. te gebruiken. Alleen
die codes die bij het beschrijven nodig zijn
worden in een gebruikerslijst samengebracht,
een lijst die aan de hand van de behoeften
van de titelbeschrijvers wordt uitgebreid.
Naast deze hulpbestanden, nodig om tot een-
duidige kaartbeschrijvingen te komen, die
bovendien veel bibliografisch werk tegengaan,
heeft een centrale aanpak bij het beschrijven
van kaarten vnl. het voordeel dat men van
kaarten die eenmaal beschreven zijn gelijke
dementen kan gebruiken bij het maken van
nieuwe beschrijvingen. Dit gebeurt d.m.v. de
door de C.C.K, ontwikkelde moeder-dochter
procedure. Is b.v. dezelfde kaart in twee ver-
schillende verzamelingen aanwezig dan behoeft
men alleen het nummer op te geven waarop
de kaart in het informatiebestand aanwezig is
alsmede de afwijkende gegevens zoals b.v. het
plaatsingsnummer, en alle gelijke gegevens
worden gedupliceerd. Vooral bij herdrukken
en series bespaart dit veel schrijfwerk. Aan-
gezien kaarten, omdat de taal hierbij een
ondergeschikte rol speelt, een grote verspreiding
over de wereld kennen, biedt een nationale
Centrale Catalogus het voordeel dat ook op
internationaal niveau gegevens uitgewisseld
kunnen worden. Voor veel voorkomende kaar
ten heeft dit het voordeel dat men kan copieren,
terwijl het van zeldzame kaarten nuttig is te
weten waar de exemplaren te vinden zijn. Dat
de internationale contacten, mede door een
gevoel van saamhorigheid tussen mensen die
zieh met kaarten bezighouden, hun nut hebben
werd duidelijk tijdens reizen die vanuit de
C.C.K, naar Ottawa, Washington en Parijs
gemaakt werden. In het beginstadium waarin
de C.C.K, zieh nu bevindt konden er al af-
spraken gemaakt worden die tot een belang-
rijke uitwisseling van gegevens moeten leiden.
Eiders in dit tijdschrift, in het artikel van
drs. A. H. Sijmons, wordt op de internationale
betrekkingen tussen kaartbeheerders nader in-
gegaan.
Wat de toestand in Nederland betreft kan na
de reizen gesteld worden dat het met de kaart-
verzamelingen en de openheid hiervan naar
verhouding treurig gesteld is. Hiervoor kan in
de eerste plaats het gemis aan belangstelling
voor kaarten genoemd worden (voor de lezers
van dit tijdschrift geldt dit natuurlijk niet).
Misschien komt dit wel omdat men in Neder
land niet verhongert als men verdwaald is,
terwijl ook de borden van de ANWB de
potentiele kaartgebruikers verwennen. Dit ge-
brek aan belangstelling voor kaarten en het
feit dat Nederland als klein land zo goed
gekarteerd is en men bovendien gemakkelijk
nieuwe kaarten kan bestellen, leidde er toe dat
de kaartverzamelingen in Nederland over het
algemeen in een siechte conditie zijn. Gebrek
aan kaartbeheerders, die niet als een nood-
zakelijkheid gevoeld worden, verergert de situ-
atie. Op het ogenblik heeft men in Nederland
door het intensieve gebruik van het land voor
inventarisatie en struetureel overzicht weer
kaarten nodig. Door het grote aanbod van
kaarten worden de beheersproblemen snel
groter, veroorzaakt enerzijds door de snel-
groeiende vraag naar kartografische informatie
en anderzijds door een snelgroeiend kaarten-
bestand. Als beperkende factor kan ook de
typisch Nederlandse, gedecentraliseerde struc-
tuur genoemd worden, die ook voor kaart-
collecties geldt. De meeste landen binnen en
buiten Europa bezitten een duidelijk nationale
verzameling, vaak samengaand met een Wette-
lijk Depot. Dit heeft een stimulerende invloed,
ook op kleinere locale verzamelingen. Als na
1978 de plannen van het algemeen bestuur van
de Nederlandse Stichting Informatie- en Docu
mentatiecentrum voor de Kartografie door-
gang vinden zal er met centraal overheidsgeld
een C.C.K, bestaan, die nieuwe kaarten be-
schrijft en geleidelijk de achterstand op de
verzamelingen van nationaal belang wegwerkt.
Verzamelingen van nationaal belang kunnen
dan met steun in de vorm van C.C.K, titel
beschrijvers geholpen worden. Locale verzame
lingen kunnen dan gebruik maken van de
informatiebestanden om hun eigen kaarten te
catalogiseren. Een en ander zou er toe leiden
dat de eenmaal duur gemaakte kaarten ook
465
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift VIII (1974) Nr. 5