Van Kartografische Sectie (1958) tot
Nederlandse Vereniging voor Kartografie (1975)
J.J.C. Piket
De jaarwisseling 1974-1975 vormde voor de Neder
landse kartografen m§6r dan alleen een moment voor
goede wensen en nieuwe voornemens. Zij vormde
voor hen tevens het moment van omvorming van hun
beroepsverenigtng, tot dan toe een afdeling van het
Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap,
tot een zelfstandige organisatie: de Nederlandse
Vereniging voor Kartografie is thans een feit! Deze
belangrijke gebeurtenis, waarvoor de aanzet reeds
gegeven werd tijdens de "Eerste Nederlandse Carto-
grafendag" op 25 januari 1958 en waaraan veel over
leg voorafging, is temeer verheugend, omdat zij
zieh voegt bij andere belangrijke gebeurtenissen
binnen de Nederlandse kartografie gedurende de af-
gelopen jaren. Wij mögen hier denken aan de vesti-
ging van leerstoelen in de kartografie te Enschede
(ITC) en te Utrecht (RU), een lectoraat in de karto
grafie te Delft (TH), aan de totstandkoming van de
cursus tot opleiding van kartografische tekenaars,
en aan belangrijke kaartwerken waarmee goede vor-
deringen werden gemaakt in onze kartografische in-
stellingen en bedrijven. Samen met deze feiten vormt
de oprichting van de nieuwe vereniging een teken van
volwassenwording van de moderne Nederlandse kar
tografie.
De omvorming tot zelfstandige vereniging laat zieh
vergelijken met de overgang tussen twee groeifasen
van een levend organisme. Groeien verloopt niet
gelijkmatig, er is sprake van een duidelijke geleding:
men onderscheidt achtereenvolgens, ontkiemen gro-
ter worden, bloei en voortplanting, rijpen en (ook dit
is onvermijdelijk) neergang en afsterven.
Onze nog jonge kartografische organisatie is thans
bij de overgang naar een volgende groeifase aange-
komen. De ontkieming had plaats in 1958, bevorderd
door het verwarmende idealisme en de vooruitziende
blik van de inititatiefnemers, onder wie met ere ge-
noemd moeten worden Schokkenkamp, Ormeling, Koe-
man, de Smit en Romein.
Terecht zochten zij voor de ontkiemingsfase van de
jonge vereniging beschutting bij de geografie, de
moeder der kartografie. De kartografie was destijds
immers in ons land zo kwetsbaar doordat zij nog
goeddeels praktijk was en zieh nog niet bezon op haar
eigen wezen, geen theorievorming bedreef en nauwe-
lijks onderwijs. Ook materieel gezien was steun in
de beginfase noodzakelijk.
Onder de schutse van het KNAG is de Kartografische
Sectie ontloken, groter en sterker geworden; zij heeft
het vertrouwen verworven van de grote overheids-
en particuliere kartografische diensten, instellingen
en bedrijven in ons land, en - wat van even grote
betekenis is - van zeer vele persoonlijke beoefenaren
der kartografie: kaartmakers 6n kaartgebruikers.
Er was echter m§6r dan het genieten van vertrouwen:
de Kartografische Sectie dankte haar groei en gezond
gestel zeker niet alleen aan vertrouwen en het be-
schermende milieu van een moederorganisatie, doch
evenzeer, zo niet meer aan het feit dat zij gedragen
en gestuwd werd door een groot aantal actieve insti-
tutionele en persoonlijke leden. Aan hen danken wij
het succes van onze studiedagen, kartografendagen
en tijdschriften, en de voltooiing van de schriftelijke
cursus "kartografisch tekenaar".
De hier bedoelde ontwikkeling van de Nederlandse
kartografie sedert 1958 vond haar schriftelijke neer-
slag in onze tijdschriften Kartografie en Kaartbulletin,
in de verslagen van onze studiedagen en in de vier-
jaarlijkse rapporten "Cartography in the Netherlands",
waarvan de laatst versehenen aflevering de periode
1968-1972 beslaat.
Voorheen werd de kartografie in ons land bedreven
in min of meer besloten centra, enerzijds als aanhang-
sel der geodesie met een hoofdaccent op wiskundige
kartografie, en anderzijds in kaartmakende instellin
gen met een hoofdaccent op kaartproduktie. Onderlin-
ge contacten van beoefenaren der kartografie waren
zwak en weinig gecoördineerd en daarmee bleef ook
het verkennen van het uitgestrekte middenveld der
algemene kartografie achterwege. Juist hier zagen
de initiatiefnemers van 1958 een belangrijke taak voor
een kartografische organisatie, en eenmaal tot sa-
menwerking gekomen, zijn de Nederlandse kartogra
fen in theorie en praktijk, door oefening, Studie en
onderwijs dit tot dan toe goeddeels onbetreden mid
denveld gaan bewerken, het terrein van de algemene
kartografie. Via de Kartografische Sectie werden
daartoe ook kontakten met buitenlandse collega's ge-
zocht en verstrekt. Reeds op de "Eerste Nederlandse
Cartografendag" in 1958 waren prominente buitenlandse
kartografen aanwezig, en nadien zijn dergelijke be-
trekkingen alleen maar gegroeid, met een eerste
hoogtepunt in 1967 toen aan de Kartografische Sectie
de organisatie van de derde internationale ICA-con-
ferentie werd toevertrouwd. Dit alles verloste de
Nederlandse kartografie uit haar vroegere besloten-
heid, een gebeuren dat echter tegengesteld was aan
een groeiend isolement van de Kartografische Sectie
binnen het KNAG, tot uiting komend in een geringe
deelname van de geografen aan aktiviteiten van de
Sectie en de slechts zwakke waardering voor karto
grafische artikelen in het Geografisch Tijdschrift.
De verklaring hlervoor zoek ik in het volgende: in
de periode sedert 1958, waarin de Nederlandse
kartografen hun werkterrein verbreedden over het
uitgestrekte middenveld der algemene kartografie,
KT 1975.1.1
15