dia-beelden werden verduidelijkt. De meer kartografische verantwoording werd toege- licht door de heren J. P. Heerema en B. van den Oos- terkamp. Wat de deelnemers reeds vermoed hadden bleek duidelijk: het in elkaar zetten van een dergelijke kaart is een uitdaging die de ontwerper soms de wan- hoop nabij kan brengen. De vormbepalende krachten (de genese) zijn, zij het zeer globaal, door middel van kleur afgebeeld. De vormgroepen worden door middel van vorm (struktuurrasters) onderscheiden. Reliefverschillen zijn met behulp van grijswaarde aangeduid. Voor de overige onderscheidingen werden hoofdzake- lijk punt- en lijnsymbolen gebruikt. Heiaas werd op het kleurgebruik niet verder ingegaan, terwijl juist daar de meeste vragen worden opgeroepen. Feitelijk heeft elke geomorfologische eenheid een eigen kleur- tintje; dit betekent ruim tweehonderd verschillende kleurtinten die identifikatie tot een onmogelijkheid maken. De heer Heerema verwachtte van de deelne mers dat zij tijdens hun groepsbesprekingen en in de daaropvolgende eofeningen suggesties voor mogelijke verbeteringen in de vormgeving zouden willen doen, toegespitst op de uitbeelding van de vormgroepen en de wijze van aangeven der hellingen. Nadat een ieder vlijtig aan de gang was gegaan, waar- bij alle aanwezige vindingrijkheid moest worden aan- gewend, bleek de volgende morgen bij de bespreking van de oefeningen een wäre lawine van voorstellen, veranderingen, verbeteringen en verslechteringen op de heren ten Cate, Heerema en van den Oosterkamp te zijn afgekomen. De beschikbare tijd was dan ook absoluut onvoldoende om alle suggesties serieus door te praten, maar de heren beloofden alles nader te be- studeren en indien mogelijk de kaart te wijzigen. De verdeling in diskussiewerkgroepen van 6 7 personen bleek goed te werken, hoewel tijdens de uitwerking van de oefeningen menigeen een individuele aanpak prefereerde. Planningkaarten Het tweede deel van de studiedagen werd in beslag ge- nomen door twee aspecten van planningskaarten: het streekplanen inspraak. Ir.S. C. Buijs zette allereerst uiteen in welke kader van de ruimtelijke ordening het streekplan moet worden geplaatst. Ruimtelijke plan nen worden op verschillende niveaux gemaakt: de plan nen van de afzonderlijke burger voor zijn tuin en wo- ning; een bedrijf dat bijvoorbeeld een nieuw fabrieks- komplex plant; de gemeente die een plan voor een stukje van zijn grondgebied maakt (bestemmingsplan) of voor zijn hele gebied (struktuurplan). De provincie maakt ruimtelijke ontwikkelingsplannen (streekplan) en het rijk legt zijn plannen neer in nota's voor de ruimtelijke ordening in Nederland. De ruimtelijke ontwikkelingsplannen op de verschillende overheids- niveaux werken onvoldoende als een samenhangend geheel, om hierin verbetering aan te brengen is aan het streekplan een centrale rol toebedacht. Het streek plan is daarom heel belangrijk: het verenigt ruimtelij ke plannen voor alle beleidssectoren en alle overheids- niveaux tegen de achtergrond van een algemene be- schouwing over de gewenste ontwikkeling van de sa- menleving. De heer P.de Vries (evenals ir. Buijs werkzaam bij de Provinciale Pianologische Dienst in Zwolle) ging in op de invloed van inspraak en de betekenis hiervan voor overheid en kartograaf. Nadat in het kort was geschetst hoe de inspraakprocedure zieh ontwikkeld heeft tot een niet meer weg te denken facet in de be- sluitvorming, noemde hij een aantal voorwaarden voor een goed verloop van de diskussie tussen over heid en burger; - insprekers moeten een zekere kennis en inzicht hebben omtrent hetgeen ter diskussie Staat; - begrijpelijke informatie moet vroegtijdig door de overheid worden verstrekt; - de bevolking moet spreekrecht hebben, de overheid luisterplicht; - de procedure voor inspraak moet van te voren wor den vastgesteld; - vooraf moet bekend zijn wat met de inspraakresul- taten wordt gedaan. Het is duidelijk dat waar bij de eerste twee punten sprake is van informatie-overdracht de kartograaf zijn inbreng heeft. Kaartmateriaal werd door de heer de Vries behalve als overzichtelijke weergave van in formatie, tevens gezien als blikvanger en zelfs als rustpauze in de tekst! Hij ging vrij ver in de rol die hij de kartograaf in het projektteam toebedeelde: de kartograaf treedt op als coördinator en kontaktpersoon voor de vervaardiging van alle inspraakmateriaal. Hij selekteert samen met de anderen het meest geschikte materiaal en bepaalt in welke vorm de informatie wordt aangeboden. De kartograaf dient bij aanvang van een projekt onmiddel- lijk vanaf het begin te gaan meedraaien, waardoor hij zieh ruimschoots kan inleven en in Staat zal zijn uit- sluitend relevante informatie te verschaffen. Het is tevens zijn taak de eenheid van het te presenteren pakket van informatie-materiaal te bewaren. Toen was het woord nogmaals aan de heer Buijs, die de praktische oefening over de vormgeving van een streekplankaart toelichtte. Met name de dynamische en niet absoluut plaatsbepalende facetten in streek plannen blijken kartografische Problemen op te leve- ren. Een streekplan dat een gewenste ontwikkeling op längere termijn aangeeft zal, wanneer de opvattingen over de meest gewenste ontwikkeling zieh wijzigen, aangepast moeten kunnen worden. Er moet voor ge- waakt worden de kaartgebruiker (inspreker) een kaart- beeld te verschaffen dat hem suggereert dat de globa le eindvisie absoluut en definitief zou zijn. Een twee de oefening bestond uit het samenstellen van een alge- meen orienterende kaart van de bestaande toestand in het IJsselvallei-gebied. Het aangeboden dokumentatie- materiaal, bestaande uit een achttal kaarten en tabel- len, moest geselecteerd worden ten behoeve van be ginnende insprekers. Deze opdracht bleek lang niet eenvoudig, de meeste deelnemers lieten zieh door de veelheid aan dokumentatie verleiden hun kaarten met al te veel informatie te belasten. Op de laatste dag gaf de heer E. J. Bosman (direkteur Creatief Centrum te Enschede) een inleiding over de eisen die de kaartgebruiker stelt aan kaarten ten be hoeve van inspraak. Hij benadrukte vooral de kaarten simpel en duidelijk te houden. Het is beter twee of meer afzonderlijke kaarten te maken dan alle informa tie in 6en kaart te proppen. Ook het formuleren in goed begrijpelijk nederlands van de legenda is een niet te onderschatten taak van de kartograaf, die nog al eens 8. KT 1975.1 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1975 | | pagina 10