De psychologie van de automobilist-kaartgebruiker
W.H.Janssen
Het feit dat een psycholoog uitgenodigd kan worden te
schrijven over kaartgebruik duidt er op dat bij de
kartografen het verheugende inzicht bestaat, dat een
benadering van een probleem gebeuren moet vanuit
de eisen die het probleem zdlf stelt. De juiste bena
dering is er volgens dit inzicht dan ook d6n waarbij
aan de eisen die het specifieke probleemgebied stelt
middels een diverse disciplines doorsnijdende aanpak
zoveel mogelijk recht wordt gedaan.
Ondertussen past het de psycholoog echter om een
zekere bescheidenheid in acht te nemen waar het gaat
om de bijdrage die de Psychologie in haar huidige
Staat zou kunnen leveren aan het betreffende probleem
gebied, namelijk het gebruik dat door mensen van
kaarten gemaakt wordt. Die bescheidenheid komt
voort uit het besef dat de disciplines die op genoemd
gebied een potentiele inbreng hebben talrijk zijn, zo-
dat de inbreng van de ene discipline altijd getoetst
moet worden aan die van de andere: een oplossing
dikteren vanuit e6n zienswijze is er niet bij.
Niettemin geeft dit artikel - noodgedwongen -, een
beschouwing vanuit den bepaalde achtergrond, nl. de
verkeerskundige en verkeerspsyc ho logische, en wel
zoals die gevormd is op de afdeling Verkeersgedrag
van het Instituut voor Zintuigfysiologie TNO te Soes
terberg. De bedoeling ervan is het aangeduide inter-
disciplinaire denken te bevorderen door het formule-
ren van enkele gezichtspunten die voor diegenen die
kaarten ontwerpen mogelijk stof tot overdenking kun
nen zijn. Daartoe was het nodig zieh in te leven in de
situatie die voor het gebruiken van een kaart repre-
sentatief geacht mag worden, namelijk die van de
automobilist die naar een bepaalde plaats toe wil en
zieh daartoe moet verplaatsen door een wegennetwerk
dat hem geheel of gedeeltelijk onbekend is. In deze
situatie zijn twee met elkaar samenhangende vragen
te stellen waarop het antwoord zowel kartografisch
als verkeerspsychologisch gesproken van belang is.
De eerste vraag luidt: Op welke wijze funktioneert de
kaart in het proces van de routekeuze van de wegge-
bruiker, en in de daarop volgende geleiding längs een
eenmaal gekozen route? De tweede vraag luidt: Wät
moet er op een kaart staan, en ho6 moet het er staan,
teneinde het funktioneren van de kaart optimaal te ma-
ken bij gegeven (psychologische) eigenschappen van de
gebruiker en bij gegeven eigenschappen van het we
gennetwerk waarin hij zieh verplaatst? Op deze beide
Problemen zullen wij steeds terugkomen.
Het is misschien nuttig om te beginnen met het aan-
brengen van een onderscheid in soorten kaartgebruik
dat zowel voor kaartontwerpers als voor verkeers-
kundigen implikaties heeft, namelijk dat in het onder-
weg raadplegen van de kaart en het van te voren raad-
plegen van de kaart. In het eerste geval is de route
keuze al geschied en bevindt de kaartgebruiker zieh
midden in het hem onbekende terrein. De wegenkaart
moet in die situatie, samen met de routegeleidings-
middelen längs de weg, er voor zorgen dat de gese-
lekteerde route met een minimum aan onzekerheid
gevolgd kan worden, en dat de orientatie met betrek-
king tot bepaalde prominente punten längs de route
gehandhaafd blijft. Men kan dit gebruik van de kaart
kortweg omschrijven als zijnde van taktische aard.
In het tweede geval, gebruik van de kaart vöör aan-
vang van de trip, ligt de funktie van de wegenkaart
niet in de voortgangskontrole maar in het genereren
van alternatieven voor de routekeuze. Deze funktie
is dus veeleer strategisch van aard te noemen.
Na het aanbrengen van dit onderscheid is de tijd rijp
om over te gaan tot de bespreking van de konkrete
inhoudelijke aspekten van beide soorten kaartgebruik.
Het kaartgebruik "en route" zal het eerst aan de orde
komen, aangezien de beschikbare gegevens daarover
wat "harder" zijn dan de gegevens die bekend zijn
over het komplexe strategische proces van de "trip
planning".
Kaartgebruik onderweg
Om met een hard gegeven te beginnen: in een Califor-
nisch onderzoek uit 1960 werd vastgesteld dat op iede-
re 10 trips die in aan de Chauffeur onbekend gebied ge
maakt werden, zieh 1 geval voordeed van totaal de
weg kwijtraken. Behalve in tijdverlies bleek de re-
sulterende frustatie van de bestuurders helaas ook
tot uiting te komen in de ongevalsstatistiek. (Korri-
gerende akties kunnen in het verkeer soms aanzien-
lijk gevaarlijker zijn dan de oorspronkelijk gemaakte
fout zelf!). Het is uiteraard mede om deze reden - de
zorg voor een gladde verkeersafwikking ook als er
geen ongelukken gebeuren is een andere reden - dat
verkeerskundigen belang behoren te stellen in de
psychologische processen van routekeuze en route-
geleiding.
Wat veroorzaakt nu eigenlijk dat relatief hoge percen-
tage van automobilisten die, rijdend op onbekend ter
rein, verdwalen?
Het eerste wat men zou kunnen denken is dat het be-
trokken soort automobilist er eön is die in het geheel
geen kaart gebruikt, of die het waagt om op zijn zak-
agenda of op wat vage kennis van de omgeving te rij-
den, zodat hij vroeg of laat op een ingewikkeld beslis-
singspunt in de knoop raakt. Vermoedelijk is dit ech
ter niet de juiste verklaring. Uit Amerikaanse gege
vens is althans gebleken dat automobilisten die in een
KT 1975.1. 3
15