wat betreft Westelijk Zeeuws-Vlaanderen (zie haar artikel in T. A. G. 1956 p. 21). Weliswaar gebruikte en reproduceerde zij niet Visscher's grote kaart van Zeeland maar "Flandriae comitatus pars Batavia ca. 1 130.000, 49 x 55 cm, ca. 1660. Bij deze twee kaarten is echter nauwelijk verschil te constateren in de weergave van West Zeeuws-Vlaanderen. De door haar gebruikte kaart is minder gedetailleerd. Bespreking van het bijgevoegde frag- ment (een gedeelte van Noord- en Z uid-Be veland en Tholen) Het valt op dat van bepaalde gebieden de verkaveling nauwkeurig in kaart is gebracht. Soms zelfs met de kavelnummers erbij, met name bij Noord-Beveland is dat het geval. Met behulp van deze nummers vond de grondboekhouding plaats. Grondbelasting, dijkon- derhoudsplicht enz. konden zo geregistreerd worden. Op Zuid-Beveland ontbreekt de verkaveling op de kaart vrijwel geheel. De oorzaak van dit verschil in weergave laat zieh gemakkelijk raden. Bij het kort tevoren op de zee veroverde (ten dele heroverde) nieuwe land Noord-Beveland (dat in 1530 geheel over- stroomd was) beschikte Roman voor het maken van de kaart over gedetailleerde manuscriptkaarten, die vervaardigd waren ten behoeve van de bedijkingen die vanaf 1598 plaatsvonden. Enkele van deze kaarten zijn nog terug te vinden in de kaartenverzameling van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag (inventaris Hingman). De stand van de bedijkingen in 1655 op Noord-Beve land is goed weergegeven. Maar volgens De Bruin en Wilderom (1961, p.59 en 60) schijnt men bij de weer gave van de diverse polders voorzichtig te moeten zijn, omdat bedijkingsplannen kunnen zijn gebruikt, die belangrijk kunnen afwijken van het tenslotte uit- gevoerde werk. De weergave vanOud- en Nieuw Noordbeveland en de Frederikspolder klopt volgens hen met de werkelijkheid. Bekijken we het gedeelte Noord-Beveland verder, dan zien we dat het accent zo zeer op de bedijkingen, ver kaveling en afgesneden kreken valt, dat bijvoorbeeld de begroeiing geheel achterwege is gebleven. Kaarten vervaardigd ten behoeve van bedijkingen be- vatten immers geen begroeiing! In 1655 zal er ech ter al wel enige (boom)begroeiing geweest zijn, want uit andere bronnen is bekend dat in 1599 op diverse plaatsen in Noord Beveland (mei?) doorn- en elzen- bosjes geplant werden "alles tot bergenisse van de patrijsen ende ander wilt" (De Bruin en Wilderom 1961, p. 37). Dit aspect van de topografie is juist op Zuid-Beveland nogal in het oog lopend. Het is echter zeer de vraag of de daar afzonderlijk getekende bomen en boomgroepen overeenstemmen met de 17de eeuwse werkelijkheid. De weergegeven concentratie van de beplanting, alsook die van de bebouwing, klopt onge- veer, maar het beeld dat we voorgeschoteld krijgen is verre van exaet. Dit leert ons o. a. de vergelijking van de kaart met de moderne topografische kaart (1962, 1 50. 000). Hoewel Roman bij Zuid-Beveland niet beschikte over gedetailleerde kaarten is de weergave van dit gedeel te toch niet onverdienstelijk. Volgens Grooten ge bruikte hij onder andere de kaart van Josias Arlebout "Nova totius Zuijdtbevelandiae delineatio" 1632, nu alleen nog bewaard in een kopiekaart in de Hattinga- Atlas van Zeeland uit ca. 1750. Een groot deel van het huidige Zuid-Beveland was in 1655 al sinds eeu- wen bedijkt en kende daarna geen overstromingen meer. Vergeleken met het nieuwe land van Noord- Beveland, waar de jonge, strakke renaissance-land- indeling zo kenmerkend is, komt het "oude land"- karakter van Zuid-Beveland op de kaart goed naar voren. Dit kan men zien aan de kronkelige oude we gen (kronkelend, doordat zij veelal de loop van vroe- gere kreken volgen, die als zandbanen liggen te mid- den van de meer kleiige en venige omgeving), de na- drukkelijkheid waarmee de begroeiing is weergege ven en de bebouwing (adellijke huizen en kloosters komen immers eerder in oud land voor dan in pas ingepolderde gebieden!) Wat verder nog opvalt bij het bekijken van de kaart zijn de vele veranderde of verdwenen topografische aanduidingen en namen. Toponiemen als Sirhels- dorp, St. Maerten ter groe, 't Huys te Gistellis, 't Huys te Bruwelis, Couwer Herberch e. a. vragen om verklaringen. Ook wijzen we hier op de aparte plaats die de militaire topografie inneemt: overblijf- selen uit de 80-jarige oorlog zijn te vinden in de vele redouten en schansen die getekend zijn längs de kust, met name op Zuid-Beveland. De enkele "stellen" die op dit kaartfragment voorko- men op de hoogopgeslibde wadplaten, zijn de zo ty pisch topografische verschijnselen van de vroegere Zuidhollandse en Zeeuwse eilanden. Tegenwoordig vindt men ze nauwelijks meer. Stellen waren kleine, kunstmatig opgeworpen bergen gelegen op de begroei- de schorren, waar de schaapherder (stellenaar) met zijn kudde een veilig heenkomen zocht ("zijn schaap- jes op het droge bracht"), wanneer bij extreem hoog- water de schor onderliep. Deze stellenaars waren overigens uitstekende kenners van het terrein en om die reden wel behulpzaam bij karteringen van het schorrengebied, wanneer bijvoorbeeld nieuwe bedij kingen zouden plaatsvinden. Hierover worden we in gelicht in het aardige artikel dat M. P. de Bruin schreef in het Zeeuws Tijdschrift van 1951/52. Lite ratuur 1. DE BRUIN, M. P. Van Stellen en Stellenaar, Zeeuws Tijdschrift jrg. 2, 1951-52, p. 143-147. 2. DE BRUIN, M.P. en WILDERON, M.H, Tussen Afsluitdammen en Deltadijken. deel I, Noord Beveland. Middelburg, 1961. 3. FOCKEMA ANDREAE, S.J. en VAN 'THOFF, B. Geschiedenis der Kartografie van Nederland, 's-Gravenhage. 4. GOTTSCHALK, M. K. E. Aspekten van de histo rische geografie van Westelijk Zeeuws-Vlaande ren aan de hand van enige kaarten, Tijdschrift Kon. Ned. Aardrijkskundig Genootschap, 1956, p.7-22. 5. GROOTEN, J. Inleiding bij de heruitgave van de kaart van Zeeland (1655), Alphen a/d Rijn, 1973. 24 KT 1975.1. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1975 | | pagina 26