de mondiale verspreiding weer
van een groot aantal fysisch-
geografische verschijnselen.
Dit geschiedt, naar gelang aard
en verspreidingskarakter d. m. v.
punt-, lijn- en vlaksignaturen,
waarbij ernaar gestreefd is vooral
de puntvormige objecten (bijv.
Vulkanen) en die welke in hun
omtrekvorm zijn weergegeven
(bijv. meren) zoveel mogelijk te
benoemen. De kartografie is zo
eenvoudig mogelijk gehouden; er
zijn slechts twee kleuren gebruikt:
rood en zwart. De projectie der
wereldkaarten is doorgaans de
Goode's homolosyne equal-area
projection, overbekend uit vele
Amerikaanse atlassen.
Het werk is verdeeld in acht
afdelingen: algemene geografie
(waaronder o. m. begrepen
geomorfologie, klimatologie,
oceanografie, bodemsoorten),
structuur en tektoniek, rivieren
en rivierbekkens, grondwater,
kustvormen en andere littorale
verschijnselen, glaciale
verschijnselen, eolische land-
vormen, en varia (inslagkraters
van meteorieten, versteende
wouden, moddervulkanen)
De kaarten zijn voor een belang-
rijk deel onder bronvermelding
ontleend aan gezaghebbende doch
dikwijls moeilijk bereikbare
publicaties uit de fysisch-
geografische vakliteratuur
(Strahler, Tomkeieff, De Martonne,
Chorley, Lobeck, Trewartha,
Heezen Tharp, Woldstedt e. a.
Ze in deze handige en vergelijk-
bare vorm bij elkaar te hebben is
op zichzelf reeds een voordeel.
Geheel zonder problemen is de
door de auteur gekozen werkwijze
niet en hij blijkt zieh hiervan
bewust. "Een van de problemen
bij de samenstelling van de atlas
is hoe te werk te gaan t. a. v.
afmetingen en aantal der
verschijnselen. Het zou onmogelijk
zijn iedere glaciale moraine of
iedere geplooide bergketen af te
beeiden. De atlas geeft de gebieden
weer waar de onderhavige
verschijnselen talrijk genoeg
voorkomen om significant te zijn".
Hieruit blijkt al, dat, mede gezien
de kleine schaal niet gerekend moet
worden op een uitputtende weer-
gave van alle afzonderlijke gevallen
waarin een bepaald verschijnsel
voorkomt. Vaak moest sterk worden
worden gegeneraliseerd en moesten
in concentratiegebieden talrijke
individuele verschijnselen worden
samengevat in areaalsignaturen,
waarbij alleen de belangrijkste met
name worden aangeduid. Zo is
kaart voor kaart gestreefd naar
het redelijk bereikbare, zonder
zieh al te veel te binden aan een
rigoreuze systematiek.
Körte toelichtingen bij de kaarten,
waaruit o. m. blijkt dat de
betreffende literatuur uitstekend
is uitgebuit, worden bij alle
kaarten gegeven. Een uitgebreide
literatuur-opgave en een register
op de onderwerpen verhogen de
bruikbaarheid van het werk.
Omdat een atlas als deze het
moeizaam opsporen van allerlei
verschijnselen overbodig maakt
door ze gegroepeerd op kaarten
aan te geven (probeert u bijv.
eens uit atlassen alle karst-
gebieden, alle tombolo's of alle
eindmoraines op aarde bij elkaar
te vissen!) lijkt hij mij een sterk
arbeidsbesparend complement op
de bestaande grote fysisch-
geografische atlassen. Oök het
localiseren van bepaalde
verschijnselen op topografische
kaartbladen kan er zeer door
worden bespoedigd.
De prijs moet, gegeven het
gebodene, bescheiden worden
genoemd.
A. H. Sijmons
CUENIN (R.), Cartographie
Generale, Paris, Editions
Eyrolles, 1973, Tome 2.
Methode s et techniques de
produetion, 208 pp. 24 x 15 cm.
met 93 ill. waarvan 9 inkleur.
Collection scientifique de
1'Institut Geographique National.
F. frs. 79.
Samen met deel 1 (Tome 1.
Notions gdndrales et prineipes
d'dlaboration, besproken in
Kartografie no. 64, november
1973) vormt dit keurig verzorgde
werk het meest volledige leer-
boek van de (topografische)
kartografie dat tot nu toe in de
Franse taal is versehenen. Het
eerste boek van Cuenin behandelde
de projecties en de theoretische
kartografie. Dit tweede
boek behandelt (in deel 3)
reproduetie- en druktechnieken
en (in deel 4) de kaartredactie en
organisatie van teken- en
rep roduc tie we rk
Het derde deel wil een idee geven
van de belangrijkste reproduetie-
en druktechnieken, en wel om de
voor- en nadelen van hun
toepassingen in de kartografie te
kunnen onderscheiden. Bij de
bespreking van de in de
kartografie toegepaste materialen
komt vooral de belangrijke rol
van plastic folies en films tot
uiting. Er wordt uitgebreid
ingegaan op de chemische eigen-
schappen van filmemulsies, en
op de vervaardiging van clichös.
Bij de lithografische procede's
worden het kopieren, diazo-
procede's en het offset, zowel op
proefpersen als op rotatiepersen
behandeld.
Deel 4 behandelt de redactie en
uitwerking van de kaart. Het valt
vooral hier op dat de tekst nogal
moeilijk leesbaar is doordat er te
weinig gebruik gemaakt is van
rustgevende elementen (sub-
hoofden, vette letters, sleutel-
woorden in de marge). Men moet
soms een hele bladzij doorlezen
om te zien waar welk onderwerp
behandeld wordt. Hier Staat
tegenover dat de tekst duidelijk
en beknopt is, dat alle nieuwe
begrippen steeds uitstekend
gedefinieerd worden en dat er in
de tekst vele goede tips uit de
praktijk, de topografische praktijk,
zijn verwerkt.
Het deel over documentatie bevat
een helder overzicht van de
Problemen die hierbij kunnen
optreden, van bronnenkritiek en
van de noodzaak van het aanleggen
van een dossier van het gebruikte
documentatiemateriaal. Een
uitstekend stuk is dat over het
ontwerp van de kaart.
Heel duidelijk is ook het deel over
de generalisatie. Voorkomende
problemen worden hier besproken
aan de hand van de moeilijkheden
die zieh voordoen bij het
automatiseren van de generalisatie.
Soms is de benadering iets te
verstandelijk met te weinig
praktijkvoorbeelden. Het evenredig
generaliseren van alle elementen
op de kaart wordt benadrukt.
Het laatste hoofdstuk, over de
vooruitzichten van de auto-
matisering, bevat slechts enige
algemene toekomstbespiegelingen
waar men weinig houvast aan
heeft. Het aantal illustraties had
hier en daar wat ruimer bemeten
kunnen zijn - zo ontbreekt in beide
boeken b. v. een praktijkvoorbeeld
KT 1975.1. 3
27