belangrijke religieus motief van Toledo) vasthoudt. Wanneer men de lange verklärende tekst die de Schil der op het stuk heeft gezet vertaalt, kan men lezen dat hij de gestalten in de symbolische partij zo groot heeft durven maken omdat "licht, gezien in de verte, hoe klein ook, ons groot toeschijnt" en dat hij het hospitaal Tavera heeft verplaatst omdat het niet alleen de Bisagrapoort bedekte, maar ook omdat de lantaarn- zuil boven de stad uitstak". Waarom gaf de Kretenser schilder hier zo'n lange uitleg, terwijl hij in al zijn werken zo zwijgzaam is? Er is geen andere plattegrond van Toledo v66r de 18e eeuw bekend. Men kan zieh voorstellen dat dit wonder- baarlijke kartografische werk in zijn tijd dermate be- wonderd werd dat een autoriteit (de aartsbisschop, de gemeenteraad, de directeur van het hospitaal Tavera?) de schilder opdroeg om een schilderij als schitterende omlijsting voor de afbeelding van de plattegrond te ma ken. Voor de afbeelding van de plattegrond, waarvan geen enkele geschreven historische referentie bestaat, zou de schilder de plaats op het doek bepaald hebben. Tot op heden beschik ik alleen maar over de logische gevolgtrekking dat er een verband moet bestaan tussen de tekenaar van de Atlas van het Escorial en die van de afbeelding van de plattegrond op het schilderij. Deze gevolgtrekking baseert zieh op het feit dat er tussen 1560-vroegste datering van de Atlas van het Escorial- en 1608- datering van het schilderij (ik vind deze datering van de kunsthistorici tamelijk laat, want Jorge Manuel, zijn zoon, zou dan 30 jaar geweest zijn en hij ziet er beslist veel jonger uit op het schilderij) hoogstwaarschijnlijk geen andere plattegrond van de stad gemaakt zal zijn. Men kent van geen enkele spaanse stad een plattegrond uit de 17e eeuw en zou Toledo er m66r dan een gehad hebben? De op het schilderij getekende plattegrond werd kort geleden door het Provinciaal Instituut voor weten- schappelijk onderzoek te Toledo gecopieerd en in een Studie gepubliceerdDe plattegrond blijkt van dermate hoge interne betrouwbaarheid dat ze wel op een zeer nauwkeurige topografische kaartering moet berusten. Daarom verdient de hypothese, dat de tekenaar van het Escorial die onder Philips II aan de kaart van Spanje werkte 2), ook de plattegrond heeft getekend, alle aandacht. Men kan de hypothese uitbreiden door de atlas toe te schrijven aan Esquivel (of een van zijn leerlingen Dilgo de Guevara misschien) van wie bekend is, door andere verwijzingen, dat hij zieh van triangulatie bediende voor zijn kaarten en men kan inderdaad op de atlas sporen van triangulatie ontdekken. Wat moei- lijk is vast te stellen is of de kaart van Spanje op het papier, gebruikt voor de triangulatie van de stad, getekend is, of omgekeerd. Het eerste lijkt 't meest waarschijnlijk. Er dient een onderzoek gedaan te worden, dat niet aan ons, die slechts beroepskartografen zijn, voor- behouden is. Wat mij betreft, ik denk alle beschik- bare tijd te benutten om de Atlas te onderzoeken, maar ik kan niet bijdragen aan een essentieel onder- deel van het onderzoek: verwijzingen in de contempo- raine literatuur zoeken, eventueel een vergeten ma- nuscript terugvinden waarin over een beroemde plat tegrond van Toledo geschreven wordt. Ik hoop dat de speurzin van een historicus beter gefundeerde ver banden tussen de beide kartografische werken zal kunnen leggen. Foto Kunsthistorisch Instituut, Utrecht KT 1975.1.4 21

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1975 | | pagina 25