v/Oy im - tow\x oa<» A l/ua^ De kartografische vormgeving van de geomorfologische kaart en legenda [/JLßLscri CA-&4 AxXka^ Ovi J.A.M.ten Cate en J.P.Heerema Wat is geomorfologie? Wanneer men zieh van onze kust, bijvoorbeeld Scheveningen, naar het oosten begeeft, doorkruist men een complex van heuvels en laagten (de kust- duinen) en vervolgens tot voorbij Utrecht een ogen- schijnlijk vrij vlak gebied. Daarna passeert men de Utrechtse heuvelrug. Deze heuvels, laagten, vlakten enz. noemen we terreinvormen. Geomorfologie is de wetenschap, die zieh bezig houdt met het bestuderen van deze terreinvormen. Een geomorlologische kaart geeft de terreinvormen, zoals we ze nu zien, op een zo overzichtelijk mogelijke wijze weer en verschalt inlichtingen over hun ontstaan. De Geomorfologische Kaart van Nederland, schaal 1 50.000 In 1966 werd op voorstel van prof.dr. G.C. Maarleveld door de Stichting voor Bodemkartering te Wageningen en de Rijks Geologische Dienst te Haarlem besloten om een geomorfologische kaart van Nederland, op de schaal 1 50.000 te maken, als steun bii de ooname van de bodemkaart en de geologische kaart. Van 1966 tot 1970 werden voorlopige geomorfologische kaarten vervaardigd. In de loop van die jaren is gebleken, dat er ook belangstelling was bij andere diensten (Rijks en Provinciale Pianologische Diensten, Staatsbosbeheer, landschap-architecten- bureaus, enz.). Deze belangstelling was de aanleiding om de kaart in gedrukte vorm te doen verschijnen Van 1970 tot eind 1974 werd gewerkt aan de landelijke legenda. Daarin staan de oppervlaktevormen geclassificeerd volgens twee verschillende indelingen, te wetenrelief en terreinvormen. Het "reliSf is de aard van de oneffenheid van het landoppervlak, uitgedrukt in hellingsbedragen en hoogteverschillen. De terreinvorm is de uiterlijke gedaante van een vorm van het landoppervlak. Het relief In verband met de gecompliceerdheid van het relief zijn reliefklas sen onderscheiden. Ze zijn gedefinieerd door de maximale steilte en de lengte .van de hellingen. Bij relatieve hoogteverschillen van 5 tot 30, 30 tot 115, en meer dan 115 m wordt gekeken of er hellingsbedragen van overwegend 1° tot 8Ö 6f van meer dan 8° voorkomen. Alleen in Zuid-Limburg treffen we relatieve hoogteverschillen aan van meer dan 115 m, waarbij voornamelijk hellingen van meer 4 dan 8° voorkomen. Hieruit resulteerden vijf relief- klassen: de nummers IV t/m VIII in figuur 1. KT 1976.II. 1 Op het Veluwemassief komen grote vlakke delen voor. Daardoor merken we vaak niet dat we ons daar op relatief grote hoogte bevinden. Dit zijn de gebieden met een relatief hoogteverschil van meer dan 30 m en steilste hellingen op het vlakke deel van minder dan 2°; zij behoren tot de reliefklasse III. Onder reliefklasse n vallen flauw hellende gebieden met hellingen van 1/4° tot 1°. Eveneens worden hiertoe gerekend gebieden met relatieve hoogteverschillen van tot 5 m ongeacht het hellingsbedrag. Grote delen van het zandgebied (b.v. dekzandruggen) en van het rivieren- gebied (b.v. oeverwallen) behoren hiertoe. In reliefklasse I komen overwegend hellingen van min der dan 1/4° en hoogteverschillen van minder dan m voor. Grote delen in het westen van het land vallen hieronder De 8 reliefklassen zijn ingedeeld in 18 relieftypen naar het maximaal voorkomende hoogteverschil, dat binnen de reliefklassen wordt gevonden (fig. 1). De terreinvormen De terreinvormen ziin ingedeeld in vormgroepen en onderverdeeld in vormeenheden. Een vorm- groep is een verzameling van terreinvormen, die wat uiterlijke gedaante betreft bepaalde kenmerken gern een hebben. Een vormeenheid is een terreinvorm gekarakteriseerd zowel door de vorm als door de wijze van ontstaan; hiertussen bestaat een nauwe samenhang. Zo heeft een oeverwal (ontstaan door rivieren) een wat andere vorm dan een dekzandrug (ontstaan door de wind); beiden behoren echter tot dezelfde vormgroep. In de naam van de vormeenheid is bijna overal de ontstaans- wijze van de vorm betrokken. Vormeenheden met een zelfde ontstaanswijze kunnen in vorm verschillen en daardoor tot verschillende vormgroepen behoren. Een vormeenheid kan ook tot verschillende relieftypen behoren. De vormgroepen (fig. 1) kunnen in zes hoofd- groepen ondergebracht worden: terreinverheffingen, terreinlaagten, terreinvlakten, terreinglooii'ngen, terreinhellingen en combinaties van twee of meer van de genoemde hoofdgroepen Een t er r e in v e rhef f ing is een oplopend terrein dat een omloophelling vormt. Het relatieve hoogte verschil bedraagt meer dan m en de steilste hellingen bedragen meer dan 1/4°. Komen steilste hellingen groter dan 1° en een relatief hoogteverschil van meer dan 5 m voor, dan behoort de terrein- verheffing tot de vormgroep B: GEISOLEERDE HÖGE HEUVELS, HEUVELRUGGEN EN HÖGE DIJKVORMEN (fig. 2 a, b, c en e-1). Komen steilste hellingen groter dan 1/4° en een 11

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 13