>:v SZ i y//ii)!'?!in-\K■i'V'^ ^^[1/1;.^- hoogte in m VORMGROEPB geisoleerde hoge heuvels.heuvelruggen en hoge dijkvormen VORMGROEP K: geisoleerde läge heuvels, ruggen, welvingen en läge dijkvormen VORMGROEP D: plateaus VORMGROEP F: plateau - achtige vormen a geisoleerde heuvelrug, rüg of welving b geisoleerde heuvel of welving c dijkvorm d plateau of plateau - achtige vorm e dwarsdoorsnede van een geisoleerde heuvelrug (1), rüg (2) en welving (3) f dwarsdoorsnede van een plateau - achtige vorm Fig. 2. Schematische weergave en dwarsdoorsneden van terreinverheffingen. Een terreinvlakte is een vlak, vrijwel niet op- lopend terrein. Er komen steilste hellingen voor van meer dan 1/4° bij hoogteverschillen tussen 0 en m, of steilste hellingen minder dan 1/4° ongeacht de hoogteverschillen. Deze terrein en behoren tot de vormgroep M: VLAKTEN (fig. 4 c). Een terreinglooii'ng is een zwak oplopend terrein met steilste hellingen tussen 1/4° en 1°. Loopt het terrein op naar §en punt, dan behoort de terreinglooiihg tot de vormgroep G: WAAIERVORMIGE GLOOIINGEN (fig. 4 a-1). Loopt het terrein niet op naar §en punt, dan behoort de terreinglooiihg tot de vormgroep H: NIET- WAAIERVORMIGE GLOOIINGEN (fig. 4 b-1). Een terreinhelling is een matig tot sterk oplopend terrein met hellingen van meer dan 1°. Veelal is ze een deel van een terreinverheffing, terreinlaagte of een samengestelde terreinvorm. Deze terreinen behoren tot de vormgroep: A: WANDEN (fig. 4 a-2 en b-2). Komen terreinverheffingen, terrein- laagten en ter re inv lakten voor, die niet afzonderlijk op de kaart zijn aan te geven in verband met hun te kleine afmeting of hun niet duidelijk in het terrein zichtbare vorm, dan behoren ze, indien het relatieve hoogteverschil meer dan 5 m bedraagt, tot de vormgroep C: NIET-GEfSOLEERDE HOGE HEUVELS EN HEUVELRUGGEN (fig. 5 b), en indien het relatieve hoogteverschil tussen j en5m bedraagt, tot de vorm groep L: NIET-GEl'SOLEERDE LAGE HEUVELS, relatief hoogteverschil tussen en 5 m voor, dan behoort de terreinverheffing tot de vormgroep K: GEISOLEERDE LAGE HEUVELS, RUGGEN, WELVINGEN EN LAGE DIJKVORMEN (fig. 2 a, b, c en e-2-3). Een terreinverheffing met een betrekkelijk groot (groot in oppervlak t.o.v. de aangrenzende hellingen), vrij vlak (steilste hellingen minder dan 2°), hoog gelegen deel, behoort bij een relatief hoogteverschil van meer dan 30 m tot de vormgroep D: PLATEAUS (fig. 2 d en f), en indien het relatief hoogteverschil tussen j en 30 m bedraagt, tot de vormgroep F: PLATEAU-ACHTIGE VORMEN (fig. 2 d en f). Een terreinlaagte is een diepte in het terrein; het relatieve hoogteverschil bedraagt meer dan m. Is de laagte afgesloten, waarbij in een horizontaal vlak de begrenzing van de laagte vrijwel rond of ovaal is, dan behoort de terreinlaagte tot de vorm groep N: REGELMATIGE NIET-LANGGEREKTE LAAGTEN (fig. 3 a en d). Is de begrenzing van de laagte in een horizontaal vlak niet vrij rond, ovaal of langgerekt, dan behoort de terreinlaagte tot de vormgroep P: ONREGELMATIGE NIET-LANGGEREKTE LAAGTEN (fig. 'i b en d). is de terreinlaagte langgerekt, dan behoort zij tot de LANGGEREKTE LAAGTEN en afhankelijk van de diepte tot de volgende vormgroepen (fig. 3 c en e) R: ONDIEPE LAAGTEN 5 m diep, S: MATIG DIEPE LAAGTEN 5 tot 30 m diep, T: ZEER DIEPE LAAGTEN 30 m diep. VORMGROEP NenP LANGGEREKTE LAAGTEN V0RMGR0EPT: zeer diepe langgerekte laagte V0RMGR0EPS: matig diepe langgerekte laagte VORMGROEP R: ondiepe langgerekte laagte VORMGROEP P: onregelmatige niet langgerekte laagte VORMGROEP N: regelmatige niet - langgerekte laagte a regelmatige niet - langgerekte laagte b onregelmatige niet - langgerekte laagte c langgerekte laagte d dwarsdoorsnede van een onregelmatige of regelmatige niet - langgerekte laagte e dwarsdoorsnede van een langgerekte laagte Fig. 3. Schematische weergave en dwarsdoorsneden van terreinlaagten. KT 1976. II. 1 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 15