Randinformatie op kaarten F. J.Ormeling en E. H.van de Waal De gegevens op een kaartblad buiten het kaartbeeld worden de randinformatie of randgegevens genoemd. Deze gegevens zijn noodzakelijk om informatie te geven over de samenstelling en inhoud van de kaart. Wil deze informatie-overdracht optimaal functioneren, dan moeten deze gegevens aan bepaalde eisen voldoen. Deze eisen zijn in de eerste plaats gesteld ten behoeve van de kaartgebruiker; omdat kaarten ook opgeborgen en teruggevonden moeten worden, zijn ze ook een noodzaak voor de kaartbeheerder. De Verlangens van deze beide groepen worden in dit artikel aan de orde gesteld en met een voorbeeld uit de praktijk gefllustreerd Kartografische eisen aan de rand gegevens Buiten het kaartbeeld dient al die informatie aanwezig te zijn die een juist gebruik van de kaart mogelijk maakt, en de kaartlezer een idee geeft van de aard of waarde van de op de kaart aangebrachte gegevens. Om de voor de verschillende fasen van het kaartlezen benodigde informatie vast te kunnen stellen gebruiken we de indeling van Bertin (uit zijn Semiologie graphique, Parijs/Den Haag 1967, p.140) in externe en interne identificatie en het eigenlijke kaartlezen. Onder de eerste fase, de externe identificatie, ver- staan we dat de kaartlezer zieh een idee vormt van het onderwerp van de kaart (uit de titel) en van de kenmerken aan de hand waarvan het onderwerp gekarakteriseerd wordt. Het kaartbeeld heeft geen enkele waarde zolang men geen juiste voorstelling heeft van de aard der weergegeven zaken. Dat bijvoorbeeld een raster van de ene piek op de kaart naar de andere van licht tot donkergrijs verloopt, krijgt voor de kaartlezer pas betekenis indien hij weet welk verschijnsel daarmee aangegeven wordt. De tweede fase is die van de interne identificatie. Dit is het in de kaart herkennen van de wijze waarop de kenmerken van het verschijnsel weergegeven worden door grafische elementen (door middel van de legenda). Deze twee fasen gaan vooraf aan het eigenlijke kaart lezen, volgens Bertin het waarnemen van de "corres- pondances originales", het begrijpen van de betrekkingen tussen de elementen waaruit het verschijnsel ofwel zijn kenmerken bestaan. We komen dan bij de tweede kartografische eis: het kunnen nagaan van de aard of waarde van de informatie die de kaart zelf verstrekt. Op grond van de ideeen die de kaartlezer zieh vormt door het lezen van de kaart zal hij bepaalde conclusies trekken: over een toestand in het verleden indien het een historische- of geschiedeniskaart betreff, over het heden of de toe- komst als het een recente weergave van de huidige situatie, dan wel een pianologische kaart betreff. Die conclusies of gevolgtrekkingen zullen gevolgd worden door beslissingen, handelingen, uitspraken. Daarbij is het van belang te weten welk gewicht men hieraan moet toekennen; hier komt dus de aard, de waarde of de betrouwbaarheid van de informatie naar voren. Een topografische kaart van een deel van Nieuw-Guinea uit 1938 geeft bij interpretatie als historische kaart een beeld van de toenmalige kennis van dit gebied. Is het de enige beschikbare kaart voor orientatie in het terrein, dan heeft de kaartlezer behoefte aan een "reliability diagram", een Schema dat aangeeft welke delen van het gebied met welke nauwkeurigheid (geba- seerd op luchtopnames, uitgebreide terreinverkenning of schetsmatige opnames) gekarteerd zijn. Naast het aangeven van de redaktionele afsluitings- datum van de kaart is het opnemen van de gebruikte bronnen (met jaartal) van belang opdat de kaartlezer zieh een idee kan vormen van de nauwkeurigheid en de volledigheid van de gegevens en van de mate waarin deze tot recente datum zijn bijgewerkt. Om redenen van auteursrecht dient, als het gaat om het overnemen van materiaal van anderen, zulks zeker vermeld te worden. Voor kartometrische doeleinden zijn weer andere gegevens onmisbaar: de projektie (waar soms ook auteursrecht voor geldt), de schaal, de miswijzing van het kompas en de mate waarin deze wijzigt, de oorsprong van het ruitennet en het systeem van meridianen en parallellen. Onze Nederlandse topogra fische kaarten zijn een goed voorbeeld van de wijze waarop dergelijke informatie aangegeven moet worden. Wat nu nog ontbreekt, maar in de toekomst zeker ingevoerd zal worden, is een aanduiding voor welke groep van kaartgebruikers de kaart bedoeld, en waarop ze bijgevolg afgestemd is. Met de snelle toe- name van de kennis van de speciale eisen die gebruikersgroepen, onderscheiden naar leeftijd of interesse, aan een kaart stellen, wordt het aangeven KT 1976.II.1 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 21