Löf der zeekaart Aangeboden aan de Chef der Hydrografie J.E.Romein Twee aanleidingen zijn er voor de volgende aan- tekeningen, die ik aan boord van een klein zeilscheepje in de voorzomer van 1975 begonnen ben: in de eerste plaats enige zeiltochten op de Waddenzee, van bij elkaar drie maanden, in gezelschap van twee mannen op wier zee-ervaring en kennis van zeekaarten ik slechts afgunstig kan zijn: de ene, ofschoon zacht- zinnig kommunist, schipper van een der reddings- boten van de Waddeneilanden, de andere, ofschoon idealist, internationaal zeerechtdeskundige en zee- zeiler (1). Twee heren die met de Zeemansgids (2) en de navigatiekunst evengoed overweg kunnen als met de koekepan, de olielamp of de marlpriem, En in de tweede plaats mijn liefde voor de zee, en voor zee kaarten tesamen met mijn indruk van de automati- zerings-aktiviteiten van de Hydrografische dienst (de marinemensen die de nederlandse zeekaarten maken)men is er daar van overtuigd dat automati- zering van bepaalde kaartproduktieprocessen, on- danks de gewaardeerde medewerking van geödeten, nooit een bedreiging mag vormen voor de bruikbaar- heid van de kaart ter zee, dat wil zeggen dat fen de onontbeerlijke informatie fen de leesbare en begrijpe- lijke grafische vormgeving gewaarborgd moeten blijven. Gewoner gezegd: dat de kartografische automatizering (met al zijn knappe deskundigen) een hulpmiddel moet blijven voor echte kartografen. En deze kartografen moeten zieh niet door "technische en ekonomische" argumenten te gauw laten afbrengen van grafische ervaringen en inzichten die op vaak eeuwenlange ervaringen gebaseerd zijn (3). Het bestuur van de nederlandse kartografische vereniging, officieel: Nederlandse vereniging voor kartografie, dat bepaald niet al mijn meningen deelt, heeft bij herhaling laten blijken dat het een zeer positieve houding aanneemt tegenover de automati zering, o. a. door het instellen van de Werkgroep kartografische automatizering, een aktieve en bloeiende groep onder leiding van ir. L. van Zuylen. Het bestuur is er, voor zover ik weet, van overtuigd dat de moderne kartografie alleen kan funktioneren in aansluiting op gedeeltelijk automatische verzameling van gegevens en deels automatische vervaardiging van tekeningen, met dien verstände dat bij al deze aktiviteiten het grafisch eindprodukt maatgevend is: wij zullen ons verzetten tegen kaarten die, hoe ekonomisch ze mögen zijn, onbruikbaar en onlees- baar blijken te zijn voor degenen die ermee hebben te werken. Mijn beide grootvaders zijn zeeofficieren geweest. En hoewel ik niet zo erg geloof in de biologische overdracht van eigenschappen en neigingen (waarover vaak erg rechtlijnig-mystiek geredeneerd wordt) heeft mijn afstamming uit zeevarende milieus misschien toch ook nog iets te maken met mijn blinde voorkeur voor schepen, zeevaartkunde, sekstanten en matrozenpakken. Leve onze marine! Begin juni 1975 zeilde ik op een stalen zeeschouw van Hoorn naar de Waddenzee voor een reis van ca. twee weken. Het schip was 9,25 m lang, was voorzien van een kajuit (overdekt gedeelte) van 5 x 2,50 m. Een stalen schip, u zult dat kunnen begrijpen, zinkt eerder dan een houten schip. Een stalen schip geeft meer kondensvochtigheid (je wordt iedere ochtend wakker onder een plafon vol waterdruppels)en laat meer kou en wärmte door, maar een houten schip slaat bij stranding eerder aan diggelen. (Weet u trouwens dat het eerste ijzeren schip van ca. 1790 dateert, en dat stalen schepen pas in de tweede helft van de negen- tiende eeuw voor het eerst gebouwd zijn Hout ruikt ook, het rekt en krimpt en kraakt en het kan rotten, wat het allemaal menselijker maakt. Ook drijft hout, zelfs het beste eikehout, waarvan naar we aannemen het eerste schip gemaakt was dat de wereld omzeilde, en ook, naar we weten, het eerste schip waarin een mens dit deed. (Lees hierover eens het reisverslag van Joshua Slocum, de amerikaanse KT 1976. II. 2 13

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 15