scheepskapitein uit Boston die op 24 april 1895 in zijn
dooie eentje uitvoer in de kleine Spray en 27 juni 1898
terugkeerde (4).
Over de kwestie hout-ijzer mag ik de lezer overigens
aanbevelen de grote belgische schrijver Willem
Eisschot (nog eens) te lezen, en wel zijn boekje Lijmen
dat voor het eerst in 1924 in Antwerpen verscheen (5).
Bijna alles op zo'n platbodemschip is afgezien van het
staal en de scheepsmotor, vrijwel precies zoals het
driehonderd jaar geleden ook was. En alles is
funktioneel, hecht, zonder overbodigheden en modieuze
vormwisselingen, en als er een opzettelijk ding van
schoonheid op is aangebracht (een verguld leeuwtje
liggend op de kop van het roer, of een boerenblauwe
punt op de mast)dan zijn dat aardigheden die door
eeuwen van scheepsbouwtradities geheiligd zijn.
Zo'n schip is tot in alle onderdelen gebouwd en getuigd
op veiligheid. Het gemak van de opvarende en het aan-
tal zeemijlen per uur blijven hieraan geheel onder-
geschikt. De tere roos van het kompas in zijn koperen
en ijzeren pantser is het hart en het brein van het
schip. Elke centimeter manilla of ankerketting kan,
indien ondeugdelijk, de ondergang betekenen van schip
en bemanning. (Het eerste is natuurlijk het ergste.
En verder komt alles aan op goed zeemanschap: in het
donker een branding hören die een ondiepte verraadt,
in regenvlagen op twee kilometer een door de eb-
stroom scheefgetrokken zwarte ton waarnemen die het
Goede Loodswezen ergens in de onafzienbare wat er -
vlakte heeft verankerd (en waarop de letters en
cijfers, als men dichterbij komt, zo treffend kunnen
overeenkomen met de vermelding op de zeekaart die
de navigator o zo dankbaar raadpleegt, zieh vast-
klampend aan de mahoniehouten kajuittafel die niet
voor niets met zware bouten aan de bodem van het
schip is vastgezet.
En dan verändert de wind ineens zo dat een nieuwe
koersbepaling nodig is uit de verwarrende hoeveelheid
gegevens van stroomatlas, windverwachtingen, getij-
tafels en betonningsstaten, of de beslissing betere
tijden af te wachten achter het anker. Qf zullen we
droogvallen op de Grienderwaard (of de Pannenplaat
of de Robbenhoek hoe laat komt de vloed daar door,
kunnen we dan morgenochtend nog op Vlieland zijn als
het niet bezeild is Enz.
Bij vrij goed zieht (tot 5 zeemijl) en lichte koelte
(Beaufort 3, d.i. wind 3. 5 - 5. 5 m/sec) komt men op
de Waddenzee een heel eind met Geloof, Hoop en
Liefde. Maar wordt het nevelig (waarbij de wereld
buiten een zeemijl wel met kranten lijkt dichtgeplakt)
of krijgt men te maken met een frisse of zelfs stijve
bries (Beaufort 5-6, 8-10 m/sec), dan wordt Zee-
manskunst gewenst en kan het vruchtbaar zijn eens
goed naar wölken en weerglas te kijken, ofwel zijn
scheepsradio af te stemmen op een van de vele weers-
berichten voor zeevarenden, in nederlands, engels of
duits. Als het even kan: op dikteersnelheid, want dat
is het aandoenlijkst en tevens het gemakkelijkst te
volgen, en ook het meest eroties: een licht slissend
meteorologisch meisje dat de enige menselijk ver-
binding vormt met de beschaving, en die de hele nacht
voor jou alleen telkens weer vertelt hoe hard het zal
gaan waaien en uit welke richting.
De gewone weerberichten voor de landrot zijn hierbij
vergeleken laf kinderspel. Die zijn immers veel
korter, te kort, en willen ook teveel verschillende
heren dienen: mede hierdoor vermeiden ze zieh in
verwerpelijk subjektief woordgebruik, zoals "mooi
strandweer", maar verzuimen vaak de windrichting
te vermelden. (En nu ik het toch over weerberichten
heb: waarom ergert het telefonisch weerbericht van
het Knmi de aanvrager toch altijd met het weer van
7 uur 'sochtends in den Helder enz. enz. tot en met
vliegveld Zuidlimburg, terwijl men alleen een weers-
verwachting wil hören
Tot zover enkele bizonderheden over de sfeer en de
omstandigheden waarin ik de zeekaart vaak gebruikt
heb. Aan boord van een groot zeeschip zijn deze wat
minder romantisch en primitief, maar de kaarten zijn
dezelfde. Het enige kleine verschil is dat ze op een
zeeschip 's nachts bekeken worden bij rood licht,
Angström 6200-6800, opdat de kaartlezer niet verblind
op de brug komt, en niet bij een zaklantaarn of
petrolielamp, zoals op een klein jacht vaak.
Ik schrijf een lofrede op de zeekaart, onbezonnen zo
als ik zou willen zijn, en te weinig wetenschappelijk
zoals ik te vaak ben. Ik mag er dan ook meteen op
wijzen dat de gevoelend van verrukking, ja wellust,
die de zeekaart bij mij wekt, al terstond beginnen bij
de aankoop, die ik immers verricht in een schemerige
ruimte vol kompassen en andere al of niet geheim-
zinnige navigatieinstrumenten, getaand touwwerk en
geelkoperen Chronometers. Binnen enkele minuten
14
KT 1976.11. 2