1 Wind kracht Beau- fort Benamingen op zee in gebruik. Windsnelheid in m/sec Maatstaf voor gebruik op lichttorens, semaphores e.d. Beschrijving van de zichtbare uitwerking van windkracht op het zeeoppervlak. 0 stil 0.0—0.2 Spiegelgladde zee. 1 flauw en Stil 0.3—1.5 Voldoende om aan vissers- vaartuigen stuur te geven. Golfjes, welke de zee een geschubd aanzien geven; schuimvorming heeft niet plaats. 2 flauwe koelte 1.6—3.3 Vissersvaartuigen onder vol zeil, zeilend „ruimschoots" en „vol en bij" lopen 1 tot 2 mijl. Kleine, nog körte golven, maar beter gevormd; de toppen hebben een glasachtig aanzien en breken niet. 3 lichte koelte 3.4—5.4 Vissersvaartuigen onder vol zeil, zeilend „ruimschoots" en „vol en bij" lopen 3 mijl; zij liggen een weinig over. Kleine golven; de golftoppen be ginnen te breken; het hierdoor ge- vormde schuim heeft een overwe- gend glasachtig aanzien, terwijl hier en daar op zieh zelf staande witte schuimkoppen kunnen voorkomen. 4 matige koelte 5.5—7.9 goed visweer; vissersvaartui gen onder vol zeil liggen aanmerkelijk over. Kleine, langer wordende golven; de witte schuimkoppen beginnen vrij veel voor te komen. 5 frisse bries d q cd Vissersvaartuigen bergen zeil. Matige golven, van aanmerkelijk grotere lengte; overal zijn witte schuimkoppen te zien en hier en daar komt opwaaiend schuim voor. 6 stijve bries 10.8—13.8 Vissersvaartuigen Zeilen dub- belgereefd. Grotere golven beginnen zieh te vormen; de brekende koppen doen overal grote witte schuimplekken ontstaan en opwaaiend schuim komt vrij veelvuldig voor. 7 harde wind 13.9—17.1 Vissersvaartuigen blijven in de haven; die op zee gaan bijüggen. De golven worden hoger en het witte schuim van de brekende kop pen begint zieh als strepen in de richting van de wind te ontwikke- len. 8 stormachtig 17.2—20.7 Vissersvaartuigen zoeken zo mogelijk een baven op. Matig hoge golven, met aanmerke- lijke kamlengte; de toppen der gol ven waaien af en vormen goed ont- wikkelde schuimstrepen in de rich ting van de wind. 9 storm 20.8—24.4 Hoge golven; zware strepen schuim in de richting van de wind; de ki- rakteristieke rollers beginnen zieh te vormen; het zieht kan door ver- waaid schuim worden beinvloed. 10 zware storm 24.5—28.4 Zeer hoge golven met lange over- stortende golfkammen; grote opper- vlakken schuim worden door de wind in zulke zware witte strepen verspreid, dat de zee een wit aan zien krijgt; zware overslaande rol lers; het zieht is door verwaaid schuim verminderd. 11 zeer zware storm 28.5—32.6 Buitengewoon hoge golven (kleine en middelmatig grote schepen ver- liezen elkaar in de golfdalen tijde- lijk uit zieht); de zee is geheel be- dekt met lange, in de windrichting lopende schuimstrepen; de randen der golfkammen verwaaien overal; het zieht is sterk verminderd. KT 1976.11. 2 15

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 17