door een Spaans schip gezien, op de kaart gezet, in het journaal geschreven en een eeuw lang niet meer gezien totdat ze een eeuw later weer door een ander schip gezien worden dat ze een andere naam geeft en ze op een andere plaats op de kaart zet. Meestal is de onnauwkeurigheid van de geografische lengte- bepaling de oorzaak van zulke vergissingen. Want het zijn in de wäre betekenis van het woord ver-gissingen geweest die de zeeman in de 16e en 17e eeuw maakte. Pas na de uitvinding van de scheepschronometer kon de lengtebepaling met een nauwkeurigheid van enkele mijlen uitgevoerd worden. Voorts dient iets gezegd te worden over de zeekaart als bron voor de geschiedenis van de plaatsnamen, voor historische toponymie. In 1942 promoveerde aan de Utrechtse Universiteit de heer B. C.Damsteegt op het proefschrift: Nieuwe Spiegel der Zeevaart. De titel was ontleend aan 's werelds eerste gedrukte zeemansgids met kustkaarten: De Spleghel der Zee- vaerdt, van Lucas Janszoon Waghenaer, in 1584 te Leiden gedrukt. Het onderwerp van deze dissertatie is het verklaren van Nederlandse namen op zeekaarten en in zeemans- gidsen uit de 16e en 17e eeuw. Omdat Waghenaer's zeemansgids beperkt is tot de kusten van Noord en West Europa, handelt de dissertatie alleen over Nederlandse namen op de kusten vanaf de Noordkaap tot de Canarische Eilanden. Nederlandse schippers hebben honderden namen gegeven aan bochten, kapen, eilanden, ondiepten enz. die ten dele nu nog bestaan. In andere gevallen zijn de Nederlandse namen alleen maar te vinden op de Nederlandse zeekaarten uit de 16e en 17e eeuw, zodat een verwijzing naar de thans ter plaatse geldende Noorse, Deense of Franse naam nuttig zal zijn. Damsteegt geeft ons die nuttige ver- wijzingen naar de geldende benamingen en maakt daar- door het gebruik van oude zeekaarten voor ons gemakkelijker. Niet alleen op de Europese kusten, maar eigenlijk overal in de wereld waar Nederlandse zeelui in de 17e eeuw gevaren hebben zijn Nederlandse namen gegeven aan geografische objecten. We vinden algemeen bekende namen als Kaap Hoorn voor een kaap op een eilandje bij Terra del Fuego, (schrijfwijze: Cabo de Hornos). Dirc Hartog Island aan de westkust van Australie; M.Flissingskii (Vlissingerhooft), een kaap in 't noorden van Novaja Zembla. Maar ook minder algemeen bekende Nederlandse namen zijn later de officiele namen in het buitenland geworden. Soms weten de inwoners ter plaats niet dat het om een Nederlandse naam gaat. Houd je hen een oude zeekaart van Goos, Donker of Van Keulen onder de neus, dan gaat er opeens een nieuwe wereld voor hen open. Nu moeten wij ook weer niet denken dat niet-inheemse namen op verre kusten alleen maar Nederlandse namen zijn. De Engelsen en Fransen brengen ons gauw genoeg aan het verstand dat zij verreweg 't grootste gedeelte van de wereld gedoopt hebben. In de 18e eeuw raakte 't afgelopen met de Nederlandse naamgeverij en in de 19e eeuw mochten we alleen op Nieuw Guinea en in Suriname bergen en baaien gaan dopen met goed vaderlandse namen. Het is evenzeer van belang om de oude Engelse en Franse zeekaarten te gebruiken wanneer we voor de opgave staan om geografische namen aan de kusten en in de zeeen te verklaren of om er de oorspronkelijke schrijfwijze van vast te stellen. Dit voorbeeld van het gebruik van de oude zeekaart als bron voor his torisch onderzoek zal zeer zeker als een van de meest aansprekende toepassingen gezien worden, want naam- kunde is in kringen van kartografen een springlevend onderwerp. Als laatste onderwerp behandel ik een zo mogelijk nog meer tot de verbeelding sprekend voorbeeld van het gebruik van de oude zeekaart als bron voor historisch onderzoek: de historische geografie van Nederland. Er behoeft in dit verband geen Propaganda gemaakt te worden voor de toepassing van de oude kartografie, want er zijn een aantal namen van onderzoekers te noemen die rijkelijk uit de kaartenverzamelingen geput hebben. Uiteraard betreft het onderzoek van de historische geografie onze kustprovincies en daarvan is dan vooral de kust van Holland het onderwerp geweest. De volgende namen van verdienstelijke auteurs vallen hier te vermelden: Beckering Vinckers, met zijn nota over het Zeegat van Texel; Belonje die veel over Noord-Holland schreef; De Cock over Kennemerland; T.Edelman over de veranderingen in onze kustlijn; Arend Lang van 't eiland Juist over de Duitse Bocht; Schoorl over de Kop van Noord-Holland; Westenberg, eveneens over de Kop van Noord-Holland en Huisduinen. Van deze auteurs verdienen vooral Westenberg en Schoorl bijzondere waardering voor de schrandere manier waarop zij oude kaarten gelnterpreteerd hebben bij hun studie van de morfogenese van een van de boeiendste alluviale landschappen: het gebied tussen Petten en Texel. Beckering Vinckers pionierde al omstreeks 1950 op dit terrein. Zijn studies berusten in het archief van de Rijkswaterstaat. Westenberg was de eerste die in 1958 en 1961 publiceerde over de theorieen die aan de vormingsgeschiedenis van de Kop van Noord- Holland ten grondslag liggen (8). Dit onderwerp heeft velen bezig gehouden maar slechts weinigen kregen greep op het onderzoek in zijn totaliteit. Aan Schoorl is het tenslotte gelukt in een werk: 'Zeshonderd jaar water en land' (Wolters-Noordhoff 1973) (7) het totaal te overzien en te verklaren. Hij maakt gebruik van de oude geschreven bronnen, van de resultaten van bodemkundig onderzoek en van de 16e en 17e eeuwse zeekaarten Beginnende vanaf de kaart van Christiaan Sgroten zien we hoe de westelijke kustlijn van Texel en van 't eiland Huisduinen over een afstand van vijf kilometer naar het oosten is opgeschoven. Ook de verandering in het zeegat tussen Texel en Huis duinen is vanaf ca. 1550 op de zeekaarten te volgen: eerst het Spanjaardsgat, vervolgens de Nieuwe Slenk, daarna het Landsdiep en tenslotte, in de 18e eeuw het Schulpengat als smalle toegangen vanuit de Noordzee tot het brede water van het Marsdiep. Bij deze Studie van de veranderingen is het uiteraard zeer belangrijk om uit wat gebeurd is, af te leiden wat er straks gebeuren zal. Misschien kan er een herhaling in het patroon van de verplaatsingen van zandbanken en geulen herkend worden, waaruit de toekomstige situatie voorspeld kan worden. Op deze voorspelling kunnen bijv. oever-verdedigingswerken gebaseerd worden of kunnen havenontwikkelingen 12 KT 1976.11. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 14