Bodemkaart en Planologie A.C.Bertoen A an t ek en in gen bij het verschijnen van een nieuw blad van de bodemkaart 1 50.000 In de serie bodemkaarten, die sinds het midden van de jaren zestig in een gestadig tempo wordt uitgebreid tot een volledige en systematische bodemkartering van Nederland, schaal 1 50.000, heeft de Stichting voor Bodemkartering kort geleden de bladen 40 West en 40 Oost doen verschijnen. Op deze bladen is het gebied rond Arnhem en Nijmegen in beeld gebracht, in het oosten doorlopend tot Doetinchem en het Montferland. De bladen zijn, zoals gewoonlijk, vergezeld van een goed verzorgde toelichting met veel informatie over de ontstaansgeschiedenis van het gebied, het huidige landschap en de opzet en inhoud van bodemkaart en legenda. Een körte beschrijving van het kaartblad 40 West vormt de inleiding tot een beschouwing Over de toepassingsmogelijkheden van bodemkaarten in de ruimtelijke ordening. Het gekarteerde gebied De kleurverschillen op dit kaartblad geven een goede aanwijziging voor de landschappelijke verscheiden- heid in het gekarteerde gebied. Rijn en Waal liggen hier met hun jonge rivierklei-afzettingen (in diverse tinten groen) als het wäre gekneld tussen de oudere zand- en Leemformaties van het Rijk van Nijmegen en de Veluwe (in geel, bruin en rose). Het scherpe contrast tussen de 'heuvelende' stuwwallen en de relief-arme riviervlakte komt ook op de bodemkaart goed tot uiting. De tegenstelling wordt in het veld nog versterkt door het steile relief van de stuwwal- hellingen ten oosten van Nijmegen en ten westen van Oosterbeek. Bij een vergelijking tussen bodemkaart en topo- grafische kaart blijkt dat ook het bodemgebruik het verschil tussen de hooggelegen zandgebieden en het rivierkleilandschap accentueert. Op de hooggelegen arme zandgronden liggen heideterreinen en vooral veel naaldhoutbossen, terwijl op de rijkere löss- gronden (in de legenda aangeduid als leemgronden: Ld 5) bij Rheden en Berg en Dal het loofhout een uitstekende voedingsbodem vindt. De landbouw speelt een ondergeschikte rol in deze gebieden, mede omdat grote delen van de enkeerdgronden (de traditionele 'man-made soils' van de zandgronden) bij Oosterbeek, Velp, Arnhem en Nijmegen gedurende de laatste 50 100 jaar een woonbestemming hebben gekregen. In het rivierkleigebied wordt het landschapsbeeld beheerst door de landbouw en in het bijzonder door de rundveehouderijOok hier breidt de stedelijke en slaapstedelijke invloed zieh echter uit. Nieuwe auto(snel)wegen en hoogspanningslijnen vormen enkele van de kenmerken van deze ontwikkeling, maar het meest opvallend is de uitbreiding van het areaal woningen bij plaatsen als Eist, Bemmel, Huissen en Westervoort. Arnhem-Zuid was in 1974 al anderhalf maal zo groot als de witte vlek op het kaartblad suggereert, omdat tussen Eiden en de spoorlijn Arnhem-Nijmegen de wijk Elderveld in snel tempo van de grond komt. Ruimtelijke planning Ruimtelijke plannen worden op verschillende over- heidsniveaus gemaakt, vaak met de bedoeling zo veel mogelijk te omvatten (integrale of comprehensive planning), soms ook met het meer beperkte doel een bepaald facet te regelen. Van de diverse planniveaus zijn het regionale en het lokale niveau in het kader van dit artikel de meest interessante: het streekplan (regionaal), omdat het naar kaartschaal (1 50.000) en mate van detaillering goed aansluit op de schaal van de bodemkaart van Nederland; het bestemmingsplan (lokaal), omdat het een typisch uitvoeringsplan is, dat direkte consequenties heeft voor het gebruik van de bodem. De, technisch gesproken, meest geschikte bestem- ming van een gebied of terrein wordt gevonden aan de hand van gegevens over het fysieke milieu, zoals bodem, grondwater, klimaat, wegenpatronen en verkavelingstoestand. Met behulp van deze gegevens kunnen geschiktheidskaarten worden gemaakt, die inzicht geven in de mogelijkheid een bestemming te realiseren. Een tweede belangrijke groep gegevens vormen de resultaten van het sociaal-wetenschappelijk onder- zoek. Daarmee probeert men inzicht te verwerven in de toekomstige ontwikkeling van de bevolking, de werkgelegenheid, het verkeer en zo meer. KT 1976. II. 3 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 21