Samenvatt ing Uiteraard zijn er slechts enkele aspecten van het gebruik van bodemkaarten aan de orde geweest. Er is onderscheid gemaakt naar de technische en landschapsecologische toepassing van bodemkaarten. De technische toepassing (bodemgeschiktheids- kaarten) lijkt in de planvorming slechts een beperkte rol te speien. Dit heeft waarsehijnlijk verschillende oorzaken: van landbouwzijde bijv. wordt zeker bij regionale planning meer belang gehecht aan het gei'nvesteerd vermögen, dan aan de produktie- mogelijkheden van de grond. Anderzijds moet de bodemkaart bij stedebouwkundige toepassing worden aangevuld met gegevens over de zanddiepte. De landschapsecologische toepassing bevindt zieh, evenals het landschapsecologisch onderzoek in het algemeen, nog in een vroeg Stadium van ontwikkeling. Een overigens beperkt probleem bij de toepassing van bodemkaarten wordt hier gevormd door wat aangeduid zou kunnen worden als de ecologische relevantie van bodemgrenzen' Grenzen op de bodem kaart zijn lang niet altijd relevant voor de landschaps- ecologie (vooral de vegetatie is hierbij in het geding). Vaak is in een geleidelijke overgang op basis van de bestaande legenda een grens getrokken. Bij het ontwerp van de legenda voor de systematische kartering op schaal 1 50.000 bestond het land schapsecologisch onderzoek in z'n huidige vorm nog niet, waardoor het bij de keuzen tijdens de opstelling van de legenda geen rol heeft gespeeld. Door de sterke nadruk op die eigenschappen van het bodem- profiel, die van belang zijn voor de plantengroei en die in het veld herkenbaar zijn, is het karterings- systeem echter in principe ook in het landschaps ecologisch onderzoek op een verantwoorde manier toe te passen. Bij sommige grenzen (bijv. waar het gaat om de dikte van een kleidek op zand) kunnen echter problemen rijzen. Als deze problemen met de nodige deskundigheid tegemoet getreden worden zijn ze oplosbaar en vormt de bodemkaart 1 50.000 een uiterst belangrijk gegeven bij het landschapsecologisch onderzoek. De toepassing van bodemkaarten in de ruimtelijke ordening is betrekkelijk nieuw en er wordt, met name bij milieukarteringen nog veel mee geexperimenteerd, ook bij de Stiboka zelf. Het zou daarom aanbeveling verdienen in de al eerder genoemde en geroemde Toelichting aandacht aan deze vorm van toepassing te besteden. Het intensieve gebruik van deze basis- gegevens past immers uitstekend bij het zorgvuldig beheer van het natuurlijk milieu, dat steeds meer als een belangrijke doelstelling van ruimtelijke plannen wordt genoemd. N o ot De auteur van deze bijdrage, de heer A.C.Bertoen, is werkzaam bij de Provinciale Pianologische Dienst van Gelderland te Arnhem. Het beschreven kaartblad 40 West van de bodemkaart 1 50.000 is los bijgevoegd bij deze aflevering van het tijdschrift. Literatuur 1 Bodemkaart van Nederland, schaal 1 50.000. Kaartbladen 40 West Arnhem en 40 Oost Arnhem met toelichting. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen 1975. 2 Het Kromme Rijnlandschap. Een ecologische visie, verslag van het Kromme-Rijnproject 1970-1974. Amsterdam 1974. 3 Orienteringsnota Ruimtelijke Ordening. Achter- gronden, uitgangspunten en beleidsvoornemens van de regering. 's-Gravenhage 1974 4 Recreatiebasisplan Nijmegen en omstreken. le voortgangsrapport. Grontmij n.v., De Bilt 1974. 5 Werkgroep GRIM. Landschapsecologische basis- studie voor het streekplangebied Midden- Gelderland. Arnhem 1974. 22 KT 1976.11. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 24