*f- 1 r caertschrijvers in den Pascaerte tot Edam, Claes Pieterszoon, caertschrijver tot Warder" (fig. 2). Zij waren de voorlopers van de wbl algemeen be- kende 17e eeuwse Amsterdamse kaartmakers en schriftgraveurs, die we straks nog zullen bespreken. Wanneer er mooi geschreven moet worden dien je daar de tijd voor te nemen. Maar wanneer je veel kaarten moet tekenen in körte tijd, zoals dat op het hydrografisch bureau van de V. O. C. het geval was, dan kun je niet elke plaatsnaam gaan tekenen. Op de V. O. C. bureaus in Amsterdam en Batavia werden in de bloeiperiode ca. 1680 duiz enden zeekaarten in een snel tempo getekend en bijgehouden. Hun kenmerk is dan ook: een goed leesbaar schrift, in normale schrijfhand, alle namen en de titel in een schriftsoort. Tijdrovende versieringen zijn weggelaten. Van schrijfkunst kun je dan niet meer spreken. Het schrift is louter functioneel. Behalve de zeekaart, was ook de landkaart aan per manente bijhouding onderworpen. Daarom had een goed beklante landmeter vrijwel dagelijks perceel- kaarten te tekenen. Dat liet hem niet veel tijd om mooi te gaan schrijven, want de notaris en de nieuwe eigenaar van het perceel wachtten op zijn kaartje. In dien er al versieringen op voorkwamen, dan waren deze met een vlotte hand aangebracht. Het klinkt on- waarschijnlijk, maar de haast en de hoeveelheid te produceren kaartjes was in de 17e eeuw z6 groot, dat de versieringen niet meer getekend, maar opgeplakt werden. Omdat vooral de kompasroos erg bewerkelijk was, werd er een aantal kompasrozen op papier ge- drukt, uitgeknipt, opgeplakt en ingekleurd. Deze in- formatie en ook de afbeeldingen dank ik aan de heer Hofman van de Gemeentelijke Archiefdienst te Am sterdam. Het blijkt dat vooral de landmeter Lucas Janszoon Sink zieh van de opplak-windroos heeft be- diend (fig. 3). Men kan in Nederland honderden afbeeldingen van perceelkaarten uit de 16e en 17e eeuw laten zien waarop met de schrijfhand namen en tekst zijn aange bracht. Het lijkt me echter niet de bedoeling om de geschiedenis van schrijf-hand of klerken-hand kaart - schrift te vervolgen. Bovendien is dat nauwelijks in teressant voor de Studie van de historische kartogra- fie. De geschiedenis van het kaartschrift krijgt pas betekenis voor de geschiedenis van het beroep karto- graaf wanneer wij nagaan wanneer in de loop van de tijd de kartograaf er zieh van bewust geworden is dat het schrift voor kaarten aan andere eisen moet vol- doen dan het schrift voor de typografie in het alge meen. En ook dat het onderwerp pas interessant wordt wanneer we nagaan wanneer de kaartenmaker er zieh van bewust geworden is dat je de namen op de kaart op een duidelijke manier moet plaatsen, m. a.w. wanneer de kartograaf er zieh het eerst van bewust is geworden dat er zoiets als het plaatsen van het kaart schrift bestaat. Bij de invoering van het zetsel voor de boekdruk na ca. 1450 en bij de ontwikkeling van de houtsnedekunst en de graveerkunst ontstaat er enig besef van de noodzakelijkheid van een kaartschrift dat speciaal aan de eisen van een kaart is aangepast. Wanneer er voor een koperdruk of houtsnede-druk geschreven moest worden, werd een professionele hand gebruikt. Op de kopergravure werd in de 15e en in de beginjaren van de 16e eeuw erg gesukkeld met een goed letterschrift. Dat is begrijpelijk, want kopergravure is technisch zfefer moeilijk. Hoe het met de houtsnede letters op kaarten ging, zullen we straks zien. De Studie van de ontwikkeling van de schriftsoorten is allesbehalve nieuw. Er zijn op dit terrein belang- rijke studies verricht en we kennen enkele voortref- felijke boeken over dit onderwerp. De handleidingen voor het schrijven, het schoonschrijven en voor het goede handschrift dateren al uit de vroege 16e eeuw. Het schoonschrijven, de zgn. calligrafie hoort echter niet in de kartografie thuis, omdat het meer op het "kunstige" dan op het functionele gericht is. Toch paste een begaafde landmeter wel eens de calligrafie toe bij het schrijven van de titel en de legenda. Aan de Studie van de ontwikkeling van oud kaartschrift is fig. 3 Uitgeknipte, gedrukte windroos, geplakt op een perceelkaart van de landmeter Lucas Janszoon Sink, ca. 1600 (met toestemming van de Gemeentelijke Archiefdienst, Amster dam) tot op heden niet veel gedaan. Wfel werden er over het schrift op moderne kaarten sedert de jaren van Eckert (zie noot 3) behartenswaardige studies ge schreven. Vooral W. Bonacker heeft zieh daarin goed geweerd (zie noot 4)Over de ontwikkeling van kaart - schriftsoorten van de 16e tot de 20e eeuw wist zelfs Bonacker geen literatuur te noemen. Hij vermeldt echter wel dat de beroemde franse 18e eeuwse geo- graaf J.B. d'Anville de eerste is geweest die gewe- zen heeft op het belang van een goede plaatsing en van variatie in grootte en vorm van het schrift in kaarten (zie noot 5) Waarschijnlijk is in de 16e eeuw door de beroemde Gerard Mercator voor het eerst aan een bewuste ver- betering van het soort schrift voor kaarten gedacht. We danken aan deze veelzijdige geleerde een handlei- ding uit 1540 voor het cursief-handschrift, de zgn. humansisten hand, die ook op de schrifsoorten voor kaarten invloed heeft gehad: Gerardus Mercatoris: Literarum latinum, quas Italicas, cursoriasque vo- cant, scribendarum ratio. Lovanij ex officina Rut- geri Rexij. Men. Mart. 1540. Na Gerardus Mercator heeft de beroemde Jodocus Hondius in 1594 een hand- leiding voor het cursiefschrift uitgegeven, waarin we 8

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografisch Tijdschrift | 1976 | | pagina 10